Drie kleuters lichten een putdeksel op om te kijken of er knikkers onder zijn gerold. Hierbij krijgt een van de kleuters het putdeksel op zijn pink die uiteindelijk geamputeerd moet worden. Is de school hiervoor aansprakelijk?

Door mr. Wim Meuris, juridisch adviseur BSA Schaderegeling

Drie kleuters waren tijdens de ochtendpauze aan het knikkeren op een knikkertegel op het schoolplein van hun kleuterschool. Op twee meter afstand van de speelplek bevond zich een putdeksel. Aan het einde van het spel wilden de kleuters kijken of er knikkers in de put terecht waren gekomen. Twee kleuters tilden daarom het putdeksel op zodat de derde eronder kon kijken. Een van de tillende kleuters had echter al snel in de gaten dat er geen knikkers onder het deksel lagen en gooide daarom het deksel weer dicht. Daarbij was het putdeksel op de rechterpink van de kleuter die onder het putdeksel zou kijken terecht gekomen. Het letsel aan zijn pink was zo erg dat deze geamputeerd moest worden.

De ouders spraken de school aan. Allereerst werd er gesteld dat er te weinig toezicht door de school gehouden werd. Op het moment van het ongeval waren er twee kleutergroepen van in totaal 50 leerlingen (4-6 jaar) op het schoolplein aan het spelen. Er werd daarbij toezicht gehouden door twee groepsleerkrachten. Op het moment van het ongeval was een van de leerkrachten even naar binnen gegaan om twee kleuters vermanend toe te spreken en om te kijken waar enkele andere kleuters bleven die naar de WC waren gegaan.

Zorgplicht
De school had op grond van artikel 6:162 BW een zorgplicht ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van haar leerlingen. Die zorgplicht – een inspanningsverbintenis, geen resultaatsverbintenis – houdt in dat een school alle inspanningen moet verrichten die redelijkerwijs van haar kunnen worden gevraagd om een veilig schoolklimaat te bieden. Deze zorgplicht gaat niet zover dat op een schoolplein met ongeveer 50 normaal begaafde kinderen in de leeftijd van 4-6 jaar steeds op iedere leerling – ook bij onderzoekende kinderen als de kleuter en zijn vriendjes – direct toezicht moet worden gehouden. Als zo’n eis zou worden gesteld, zou dat de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm te boven gaan. Aan een verantwoorde wijze van toezicht mag dan ook niet de eis worden gesteld dat elke gedraging van een kind onmiddellijk wordt opgemerkt en zo nodig tijdig wordt gecorrigeerd.

De ouders van het kind hadden volgens de rechter onvoldoende onderbouwd dat de school tekortgeschoten was in haar verplichting om voldoende toezicht te houden. Het enkele feit dat het ongeval had kunnen gebeuren, was daarvoor onvoldoende. Ook als een school zorgt voor voldoende toezicht kan een ongeval plaatsvinden. In dit geval was sprake van toezicht door twee groepsleerkrachten op een groep van 50 leerlingen. Dat was voldoende. Dat een leerkracht niet op het plein aanwezig was, betekent niet dat onzorgvuldig is gehandeld. De ene leerkracht had een corrigerend gesprekje met twee kleuters. Maar omdat er met twee leerkrachten toezicht wordt gehouden, kon de andere leerkracht toezicht blijven houden op het schoolplein.

De ouders konden niet aangegeven hoe lang de kleuters bezig waren geweest met het putdeksel. En zeker niet dat dit zo lang was dat een oplettende groepsleerkracht dit had moeten zien. Ook konden zij niet aangeven waarom deze kleuter extra goed in de gaten gehouden moest worden. Er was weliswaar sprake van ondernemende kleuters. maar niet dat zij op dat punt uit de toon vielen en daarom extra aandacht nodig hadden. De vordering van de ouders op deze grond werd dan ook afgewezen.

Onveilige situatie
Verder voerden de ouders aan dat het schoolplein onveilig was omdat de school had nagelaten adequate veiligheidsmaatregelen te treffen om ongevallen te voorkomen of te beperken. Daardoor zou er sprake zijn van een onveilige situatie op het schoolplein.

Het enkele feit dat een niet afgesloten putdeksel in theorie open is, betekent nog niet dat een school hierop actie moet ondernemen. Waar het om gaat is of de kans dat een gevaar zich voordoet voldoende groot is. Het gevaar wordt dan van een theoretisch gevaar een concreet gevaar. Had de school zich kunnen realiseren dat het open putdeksel een gevaarlijke situatie kon opleveren voor haar kleuters op het plein? Dit konden de ouders onvoldoende aannemelijk maken. Een putdeksel is zwaar, klemt vaak door de aanwezigheid van zand en modder en is daardoor lastig te openen. Dat geldt zeker voor kleuters die nu eenmaal over minder kracht beschikken dan oudere kinderen en volwassenen. De afstand van het putdeksel tot het knikkerputje – twee meter met daartussen een bankje – maakte dat naar het oordeel van het Hof niet anders. De afstand was niet zo klein dat er rekening mee moest worden gehouden dat er geregeld knikkers in de put vielen waardoor kinderen in de verleiding zouden komen om de put te openen.

Het gevaar zou wel kenbaar zijn als het putdeksel vóór het ongeval weleens werd geopend door schoolkinderen. In dat geval zou er geen sprake van een theoretisch gevaar zijn geweest maar van een concreet gevaar: kinderen kunnen het putdeksel openen. Het gaat er dus om of dit concrete gevaar kenbaar was voor de school.

De ouders krijgen alsnog de gelegenheid om te bewijzen dat het putdeksel al eerder werd geopend door andere schoolkinderen. Het is dus nog niet zeker of de school alsnog aansprakelijk wordt gesteld. Dat zal afhangen van wat de ouders aan feiten kunnen aantonen.

(Bron: BSA Schaderegeling)