De rechtbank Oost-Brabant heeft een bedrijf in logistieke dienstverlening veroordeeld tot een geldboete van 75.000 euro. Het bedrijf voldeed niet aan de Arbowet, waardoor er in februari 2029 een dodelijk ongeval kon gebeuren met één van haar werknemers. De medewerker van het Barneveldse bedrijf was een tankwagen aan het schoonmaken. Hij viel daarbij van grote hoogte en liep ernstig hoofd- en hersenletsel op. Een dag later kwam het slachtoffer in het ziekenhuis te overlijden.

Uit onderzoek bleek dat de man tijdens zijn werk wél een veiligheidsharnas aan had, maar dat hij niet was aangelijnd aan een zogeheten valstopblok aan de rails. Dit bleek in de praktijk van alledag vaker te gebeuren, omdat het praktisch gezien ondoenlijk was om continu aangelijnd te werken bij het schoonmaken van een tankwagen op de bijrijderszijde. Bij het neerlaten van de spoelkoppen moesten medewerkers zich telkens loshaken, de veiligheidslijn om de spoelkop halen en weer aanhaken. Volgens medewerkers kostte dit tijd en was het steeds aangelijnd blijven niet prettig omdat de veiligheidslijn aan het harnas trok. Dit leidde ertoe dat er regelmatig onaangelijnd werd gewerkt.

Het dodelijke ongeval had grote impact op de nabestaanden van het slachtoffer, maar ook op zijn collega’s. De rechtbank realiseert zich dat onherstelbaar leed aan de nabestaanden is toegebracht en dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken. Daarbij weegt mee dat er niet eerder een dodelijk ongeval gebeurde bij het bedrijf, maar dat er wel eerder soortgelijke ongevallen plaatsvonden.

Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat het bedrijf frequent en goed contact hield met de nabestaanden en dat zij de financiële verplichtingen al enige tijd geleden geheel voldeed. Ook liet het bedrijf direct na het ongeval een externe audit verrichten en zijn er aanpassingen gedaan in de inrichting van de hal waar het ongeluk gebeurde.

De officier van justitie eiste een geldboete van 30.000 euro. De rechtbank vindt dat deze straf geen recht doet aan de ernst van het delict. Het is namelijk een ernstig misdrijf en bovendien is de draagkracht van het bedrijf niet gering. De rechtbank vindt een geldboete van 80.000 euro op zijn plaats. Omdat de redelijke termijn waarbinnen het Openbaar Ministerie de zaak voor de rechter had moeten brengen is overschreden, matigt de rechtbank de geldboete naar 75.000 euro.