Het spreekrecht voor slachtoffers en de uitbreidingen daarvan zijn onvoldoende onderbouwd door empirische feiten. Dat geldt vooral voor de voorgenomen verschijningsplicht voor verdachten. Dat stellen onderzoekers van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, de Universiteit van Amsterdam en de Open Universiteit. Daarover bericht Mr.

Het is eigenlijk altijd wat onduidelijk geweest of onderzoek wel aantoont dat slachtoffers echt behoefte hebben aan het spreekrecht. Mogelijk spelen ook andere factoren mee: van het spreekrecht zou een therapeutische werking uitgaan, iets wat de wetgever heeft benadrukt. Goede onderbouwing van nieuwe wetgeving is een plicht van de wetgever. Als dit niet gebeurt, blijven wetten mogelijk zonder effect of ontstaan zelfs ongewenste effecten.

Empirisch onderzoek
De onderzoekers zijn nagegaan welk empirisch onderzoek is verschenen over het spreekrecht, wat daarvan de uitkomsten zijn en of dat onderzoek door de minister en het parlement is gebruikt. Drie wetten stonden daarbij centraal: de wet die het spreekrecht invoerde (2005), de wet die slachtoffers toestaat om zich óók uit te laten over de schuld en straf van de verdachte, en het wetsvoorstel dat een verdachte voortaan verplicht op zitting te komen als het slachtoffer gebruikmaakt van het spreekrecht.

Geen duidelijk therapeutisch effect
De onderzoekers concluderen dat empirisch onderzoek wel degelijk aan de orde is gekomen in het wetgevingsproces, maar ook dat het spreekrecht en de uitbreidingen ervan onvoldoende door empirische feiten zijn onderbouwd. Studies die verschenen uit de tijd dat het spreekrecht werd ingevoerd, laten zien dat slachtoffers al tevreden zijn met de mogelijkheid een schriftelijke slachtofferverklaring voor te laten lezen in de rechtszaal. De behoefte om zich tot de verdachte te richten, bleek niet overweldigend. Ook kon er geen duidelijk therapeutisch effect op de slachtoffers worden aangetoond. Daarnaast is de noodzaak van een verschijningsplicht voor verdachten niet empirisch onderbouwd, constateren de onderzoekers.

Overzicht van relevant onderzoek
Bij de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen was er regelmatig verwarring over wat er nu precies uit het bestaande empirisch onderzoek naar voren kwam. Zowel de minister als Tweede Kamerleden haalden onderzoek soms niet correct aan of ze negeerden het. Ook leek een overzicht van relevant onderzoek tijdens het debat te ontbreken. De onderzoekers adviseren daarom dat bij ingewikkelde wetsvoorstellen empirisch-juridisch onderzoekers in opdracht van Tweede Kamer of regering een overzicht maken van het relevante onderzoek. Zo ontstaat een objectief beeld van de stand van de wetenschap: wat is wel en niet bekend, wat zijn de bevindingen van empirisch onderzoek, hoe betrouwbaar is dat onderzoek en wat zijn de belangrijkste normatieve principes? Dit kan leiden tot meer evenwicht bij het maken van nieuwe wetsvoorstellen.

(Bron: Mr.)