Op 16 februari 2022 oordeelde de rechtbank Oost – Brabant over de vraag of de school aansprakelijk is voor een ongeval dat een leerling is overkomen tijdens de gymles.

Door mr. Rick van Baal

Wat is er gebeurd?
De zaak gaat over een ongeval dat een leerling is overkomen tijdens de gymles op school. De leerling was destijds 11 jaar oud en zat in groep 7. De gymles werd verzorgd door SSEC, een organisatie die gymlessen organiseert voor het onderwijs.

Op 8 maart 2018 had de leerling gymles. De groep leerlingen werd in de gymzaal opgedeeld in drie groepen die vervolgens in drie verschillende vakken verschillende sporten gingen beoefenen. De leerling had van de gymdocent opdracht gekregen om een sprong te maken via een mini-trampoline over een kast.

Op enig moment besloot de leerling samen met enkele andere leerlingen een sprong op de kast te maken om vervolgens met een salto van de kast af te springen. Bij de leerling in kwestie is de landing helaas verkeerd gegaan. De leerling kwam bij de landing op de mat met zijn knie tegen zijn hoofd en is op de mat gevallen. Hij had een rode plek rondom zijn oogkas, er waren enkele wimpers uitgevallen en hij had een bloedneus. Zijn letsel bleek later ernstiger te zijn.

Vaststaat dat de gymdocent zich tijdens de sprong van de kast niet bevond bij het toestel waar gesprongen werd. Hij zat op een bank op het grensvlak van de twee vakken waar gehockeyd werd en waar de derde activiteit werd verricht. De gymdocent had zicht op alle drie de vakken waar werd gesport. De gymdocent heeft de val niet gezien. Hij zat op zijn laptop te werken.

Juridische uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop – en daar zijn partijen het ook over eens – dat het enkele feit dat er een ongeval is geweest – hoe naar de gevolgen van een ongeval ook zijn – onvoldoende is om aansprakelijkheid van SSEC aan te nemen. In een gymles is het nou eenmaal mogelijk dat er ongelukken gebeuren. Dat is niet op voorhand volledig uit te sluiten. Dit is een door de maatschappij tot op zekere hoogte aanvaard risico.

Met partijen is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank in het kader van de gestelde zorgplichtschending moet onderzoeken of de gymdocent in dit geval heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam docent lichamelijke opvoeding. De rechtbank toetst aan wet- en regelgeving, de normen die gelden voor de beroepsgroep en de criteria uit het Kelderluik-arrest.

De vordering van de leerling
De leerling stelt dat de gymdocent in drie verschillende fases de zorgplicht heeft geschonden:

  1. de voorfase (inrichting van de gymzaal: splitsing terwijl er maar één docent is);
  2. de uitvoeringsfase (het houden van adequaat toezicht tijdens de uitvoering van de oefeningen en het ingrijpen als dit noodzakelijk is);
  3. nazorgfase (het verlenen en organiseren van adequate medische hulp).

Oordeel van de rechtbank

Voorfase
De leerling stelt dat de gymdocent de groep en gymzaal niet in drie activiteiten had mogen opdelen omdat hij de enige docent was en omdat een oefening met een sprong over een kast vanaf een trampoline een risicovolle activiteit is.

De rechtbank stelt vast dat de gymzaal bestond uit één ruimte van circa 12 bij 21 meter zonder grote, brede of hoge obstakels. De zaal kon derhalve door één persoon goed worden overzien. Op dit vlak ziet de rechtbank derhalve geen zorgplichtschending van de gymdocent. Nu de val van de leerling is veroorzaakt door het springen van de kast d.m.v. een salto, maakt het niet meer uit of de oefening een risicovolle activiteit is geweest. De oefening zelf heeft namelijk niet geleid tot de val.

Uitvoeringsfase
De leerling stelt dat de gymdocent onvoldoende toezicht heeft gehouden op de hele groep tijdens het uitvoeren van de oefening. Volgens de leerling had de gymdocent permanent toezicht moeten houden, bedacht moeten zijn op afwijkend gedrag (zoals de salto) en had hij niet moeten werken op de laptop.

De rechtbank stelt vast dat de gymdocent zich met zijn laptop in een dusdanige positie had gezet dat hij aanwezig was in de zaal en dat hij bij opkijken de hele zaak kon overzien. Ook kon hij vanuit die positie de geluiden uit de zaal waarnemen. Uitgangspunt is dat de gymdocent hiermee voldoende toezicht heeft gehouden. In beginsel is niet noodzakelijk dat hij permanent zijn blik op de uitvoering van de oefening richt of zodanig vaak dat het hem zou moeten opvallen dat binnen een zeer kort tijdsbestek leerlingen een salto maken.

De rechtbank stelt verder vast dat het een voor de groep bekende oefening was, dat de groep een rustige en prettige groep was en dat de groep bekend was het met verbod op het maken van salto’s.

Nazorgfase
De leerling stelt dat het de gymdocent meteen duidelijk had moeten zijn dat er sprake was van een redelijke kans op ernstig letsel. De gymdocent had derhalve anders moeten reageren. In plaats daarvan heeft hij de leerling naar de kleedkamer gestuurd.

De rechtbank stelt vast dat de leerling zelf naar de gymdocent is gelopen, zelf naar de kleedkamer is gelopen, zichzelf heeft aankleed en vervolgens ook zelf naar de volgende klas is gelopen. De rechtbank stelt vast dat dit niet duidt op een gebrekkige coördinatie, duizeligheid of verstoord evenwicht. Gezien deze feiten en omstandigheden heeft de leerling niet aannemelijk gemaakt dat de gymdocent meer had moeten doen dan deze heeft gedaan, omdat er geen vermoeden was van ernstig letsel.

Conclusie
De rechtbank oordeelt dat de SSEC niet aansprakelijk is voor het ongeval dat de leerling is overkomen. Jammer voor de leerling die blijkens de uitspraak toch flink letsel heeft opgelopen.

Als kantoor zijn wij zeer benieuwd of in deze zaak een hoger beroept volgt. De gymdocent zat op een cruciaal moment op zijn laptop te werken, terwijl hij anders de salto’s van de leerlingen wellicht gezien zou hebben. Hij zat immers op een plek waar hij volgens de rechtbank de zaal goed kon overzien.

De uitspraak kunt u hier lezen.

(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)