Op 29 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen waarin de vraag centraal stond of (o.a.) Prorail aansprakelijk is voor een ongeval dat heeft plaatsgevonden op een niet-actief beveiligde spoorwegovergang.
Door mr. Nicole Verpaalen
Wat is er precies gebeurd?
Op 2 december 2020 omstreeks 14:35 uur is een fietser door een trein geschept toen hij een niet-actief beveiligde overweg (een NABO) op de Maartensdijkseweg te Hilversum overstak. Een NABO is een spoorwegovergang die niet wordt afgesloten door middel van slagbomen.
Omdat de fietser een ernstige breuk heeft opgelopen van zijn linkerbeen, stelt hij Prorail aansprakelijk. Prorail is namelijk de beheerder van de overweg, die, zo stelt de fietser, niet voldeed aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mochten worden. Volgens de fietser levert de overweg namelijk een gevaarlijke situatie op voor personen. De fietser stelt dat hij niet wist dat de NABO op zijn weg zou komen, hij deze niet heeft gezien, en dat hij een dergelijke overweg ook niet hoefde te verwachten. Er zijn alleen waarschuwingsborden vlak voor de overweg geplaatst, wat volgens de fietser onvoldoende is.
Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter overweegt dat Prorail verantwoordelijk is voor de veiligheid van de overweg. Prorail is daarentegen niet verantwoordelijk voor weg die naar de overweg leidt. Daarvoor is de Gemeente Hilversum verantwoordelijk. De Gemeente Hilversum is echter niet in de procedure betrokken. De kantonrechter oordeelt zodoende uitsluitend over de vraag of de overweg aan de eisen voldeed die daaraan redelijkerwijs gesteld mochten worden. Bij de beoordeling daarvan, zo overweegt de kantonrechter, komt het aan op de – naar objectieve maatstaven – te beantwoorden vraag of deze NABO, gelet op het te verwachten gebruik of bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken, deugdelijk was, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen redelijkerwijs te vergen zijn.
Volgens de kantonrechter was Prorail zich bewust van het feit dat er sprake was van een onveilige situatie. Prorail heeft namelijk erkend dat het verwijderen, dan wel aanpassen van NABO’s, uit het oogpunt van veiligheid essentieel is. Prorail is bovendien aan de slag gegaan om – in het kader van de bredere, landelijke aanpak ter verbetering van overwegen – de overweg aan de Maartensdijkseweg aan te pakken. In het najaar van 2022 zou de NABO aan de Maartensdijkseweg worden vervangen door een tunnel onder het spoor.
De kantonrechter overweegt voorts dat het evident is dat er, gezien de onveilige situatie, een risico bestaat op ongevallen en dat de gevolgen van een dergelijk ongeval ernstig zullen zijn. Er hebben zich bij de NABO aan de Maartensdijkseweg ook verschillende ongevallen voorgedaan.
Prorail stelt zich op het standpunt dat de aanpak van deze NABO niet eerder te realiseren was, omdat het gaat om een zeer complex proces. Prorail wijst erop dat overleg moet plaatsvinden met verschillende partijen en dat ook een rol speelt dat de financiële middelen beperkt zijn.
De kantonrechter volgt het verweer van Prorail. Volgens de kantonrechter is het niet onaannemelijk dat niet alle NABO’s tegelijkertijd aangepakt kunnen worden en is onvoldoende gebleken dat Prorail verweten kan worden dat deze NABO niet eerder is aangepast. Daarmee resteert volgens de kantonrechter de vraag of Prorail bij de overweg op de Maartensdijkseweg, vooruitlopend op de aanpassing daarvan, voldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen.
De fietser stelt zich op het standpunt dat Prorail extra veiligheidsmaatregelen had kunnen treffen, zoals (i) detectie met massa-detectie lussen, waarbij automatisch een lamp begint te knipperen als er een trein aankomt, (ii) een animatiebord met dynamisch effect, welk bord zonder stroom, detectie of wat voor elektronica dan ook werkt, (iii) interactieve waarschuwingsinstallatie, waarmee zo gauw een weggebruiker de NABO nadert, deze met een radar wordt opgemerkt waarna de installatie in werking gaat: er gaat een oranje licht knipperen en er komt een alerterende boodschap op de display (‘Let op’) en een gesproken boodschap via de luidspreker. Door deze veiligheidsmaatregelen te treffen zou volgens de fietser de kans op ongevallen aanzienlijk verminderen. Nu bevonden de enige aanwijzingen dat er sprake was van een NABO zich op borden op het spoor zelf en één of twee meter daarvoor, wat volgens de fietser ontoereikend is. Bovendien staat er een monument vlak voor de NABO, wat ervoor zorgt dat passerende fietsers worden afgeleid en verminderd opmerkzaam zijn op de NABO, aldus de fietser.
De kantonrechter overweegt dat voor een antwoord op de vraag of een waarschuwing een afdoende maatregel is met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar, van doorslaggevende betekenis is of te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden.
In dit specifieke geval stonden er andreaskruisen op een rood/witte paal, rood/witte schrikhekken, blauwe borden met ‘LET OP TREIN’ en het waarschuwingsbord met daarop een locomotief met daaronder het bord waarop staat ‘wil je blijven leven wacht dan even’. Er is rondom de overweg geen begroeiing/bebossing; de zichtlijnen worden vrijgehouden van begroeiing zodat de overweg met waarschuwingsborden al vanaf een aanzienlijk afstand zichtbaar is.
Op basis van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat in voldoende mate is gewaarschuwd voor het gevaar van de overweg. Dat zou mogelijk anders zijn geweest als de overweg plotseling zou zijn opgedoemd in het bos. Daar is echter geen sprake van. Van weggebruikers mag bovendien een bepaalde mate van oplettendheid worden verwacht volgens de kantonrechter. Hoewel ook rekening gehouden moet worden met het feit dat weggebruikers niet steeds de nodige voorzichtigheid in acht zullen nemen, is volgens de kantonrechter in deze situatie voldoende gebleken dat het zicht goed was en de fietser in de aanloop naar de overweg voldoende tijd en signalen had om deze op te merken. Aangenomen wordt dat de kans op een ongeval gelet op deze omstandigheden zo gering was dat niet geoordeeld kan worden dat de overweg niet voldeed aan de eisen die men daaraan mocht stellen.
Helaas komt de kantonrechter voor de fietser tot het slotoordeel dat aansprakelijkheid niet komt vast te staan. De uitspraak lees je hier.
(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)