Nadat een echtpaar in 2015 bij de Belastingdienst vrijwillig opgave doet van hun vermogen bij een Zwitserse bank en aangifte inkomstenbelasting doet over de jaren 2015 – 2017 legt de belastinginspecteur over 2015, 2016 en 2017 IB-aanslagen op. Het echtpaar gaat in bezwaar en beroep, want ze achten de aanslagen te hoog. In de onderzoeksfase vindt er een FIOD-inval in de woning van het echtpaar plaats. Uit het onderzoek blijkt dat de bezwaren van het echtpaar gegrond zijn en aanleiding om de IB-aanslagen te verlagen. Het echtpaar claimt vervolgens smartengeld voor immateriële schade als gevolg van de FIOD-inval.

De rechtbank Midden-Nederland wijst deze claim af: “De rechtbank acht aannemelijk dat bij eiser gevoelens van onvrede en ongenoegen bestaan over het handelen van verweerder met name door het inschakelen van de FIOD. Voor een vergoeding van immateriële schade is echter onvoldoende dat sprake is van een meer of minder sterk psychisch onbehagen en van een zich gekwetst voelen. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Eiser heeft niet onderbouwd dat er sprake is van ernstige psychische schade. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding reeds daarom af.”