De Nederlandse Staat moet extra documenten aanleveren over het Nederlandse bombardement op een wapenfabriek van ISIS in Hawija in Irak in 2015. Dat volgt uit een tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank oordeelt dat zij op basis van de stukken die tot nu zijn ingebracht nog niet in staat is een verantwoorde eindbeslissing te nemen. In de fabriek lag een onbekende hoeveelheid explosief materiaal. Het bombardement veroorzaakte een enorme (secundaire) explosie waarbij veel burgerslachtoffers zijn gevallen.

Bombardement wapenfabriek Hawija
De zaak is aangespannen door nabestaanden van familieleden die door het bombardement zijn omgekomen. Zij vinden dat de Nederlandse Staat een onaanvaardbaar risico heeft genomen door het bombardement uit te voeren op de fabriek die 150 meter van een woonwijk lag, terwijl in de directe omgeving van de fabriek onder anderen vluchtelingen verbleven. De Staat heeft daar tegenin gebracht dat een explosie van die omvang en met zulke ernstige gevolgen niet te voorzien was, omdat bij eerdere bombardementen op wapenfabrieken nauwelijks secundaire explosies hadden plaatsgevonden.

Tijdens de zitting op 24 oktober 2023 heeft een aantal nabestaanden op zeer aangrijpende wijze verteld over de ijzingwekkende gevolgen van het bombardement. De Staat heeft tijdens de zitting benadrukt dat hij de gevolgen van het bombardement ten zeerste betreurt. Tegelijkertijd is namens de Staat het belang benadrukt dat ISIS werd verslagen. Ook heeft de Staat uitdrukkelijk afstand genomen van het ernstige verwijt dat zijn militairen in strijd hebben gehandeld met het humanitair oorlogsrecht.

Oordeel rechtbank
De rechtbank vindt het zaak om op zorgvuldige wijze een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de omstandigheden waaronder de Nederlandse zogenoemde Red Card Holder, die beslist of het bombardement doorgang mag vinden, tot de uitvoering van het bombardement heeft besloten. Daarom beveelt zij de Staat dan ook een nadere toelichting te geven en een aantal stukken aan te leveren. Bij de beoordeling van deze zaak acht de rechtbank twee kwesties van bijzonder belang. In de eerste plaats de kwestie of het risico van de explosie met ingrijpende gevolgen kon worden voorzien.

De Staat moet nader concretiseren op welke eerdere ervaringen met bombardementen op wapenfabrieken hij doelt. De tweede kwestie die van belang is, draait om de vraag wat bij de Red Card Holder bekend was over de directe omgeving van de fabriek, met name de vraag of daar burgers verbleven. Ook daarover moet de Staat een nadere toelichting geven.

De rechtbank beveelt de Staat verder enkele documenten aan te leveren, onder meer het dossier waarop de Red Card Holder zijn beslissing voor het bombardement voornamelijk heeft gebaseerd. Namens de Staat is een beroep gedaan op geheimhouding hiervan. Er moet dan ook eerst een rechterlijke beoordeling plaatsvinden of dat beroep terecht is en of dat voor de gehele inhoud van die stukken opgaat. Die beoordeling zal door een andere kamer van deze rechtbank worden uitgevoerd. Wanneer dat precies zal gebeuren, is nog niet bekend.