Iemand die met alcohol op veel te hard door een woonwijk rijdt en daarbij alle verkeersregels aan zijn laars lapt, is in ieders ogen ontzettend roekeloos bezig. Zeker als daarbij slachtoffers vallen, is men het er al snel over eens dat er sprake is van roekeloos rijgedrag en dat daar een passende straf bij hoort. Toch ligt de juridische interpretatie van het begrip roekeloosheid net even anders.

Maatschappelijk onbegrip
In de huidige Wegenverkeerswet is roekeloosheid een strafverzwarende omstandigheid. Oftewel: de zwaarste vorm van schuld die, indien de rechter dit bewezen verklaart, als gevolg van een ernstig verkeersdelict zou kunnen leiden tot aanzienlijke hogere straffen. In de rechtspraktijk zien we echter dat er nog nauwelijks wordt veroordeeld voor roekeloosheid of dat dit in hoger beroep wordt teruggedraaid. De Hoge Raad stelt namelijk zeer hoge eisen alvorens zij tot de conclusie komt dat er daadwerkelijk sprake is geweest van roekeloos rijgedrag. En dat leidt geregeld tot groot maatschappelijk onbegrip. Want hoe kan het dat iemand die onaanvaardbare risico’s neemt in het verkeer en daarbij slachtoffers maakt, wegkomt met een lagere straf? Dat is voor slachtoffers van ernstige verkeersdelicten en nabestaanden vaak niet te verteren en raakt aan de erkenning van het veroorzaakte leed.

Roekeloos rijgedrag: verbeterde wetgeving is nodig
Natuurlijk is de strafmaat voor slachtoffers en nabestaanden nooit zaligmakend, maar het draagt wel bij aan het gevoel van erkenning en is van groot belang voor de verwerking van hetgeen hen is overkomen. Daarom pleit Fonds Slachtofferhulp, op basis van wetenschappelijk onderzoek, al geruime tijd voor verbeterde wetgeving op dit vlak. En niet zonder succes: een wetsvoorstel waarin roekeloos rijgedrag duidelijker wordt omschreven en waarmee verkeersdelicten zwaarder kunnen worden bestraft, is door minister Grapperhaus eind 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd en wordt dit voorjaar inhoudelijk behandeld. Hiermee wordt de interpretatievrijheid van rechters rondom het begrip roekeloosheid verkleind en worden de mogelijkheden verruimd om verkeershufters hiervoor te kunnen vervolgen.

Fonds Slachtofferhulp heeft goede hoop dat dit wetsvoorstel, zo ongeschonden mogelijk, door zowel de Tweede als Eerste Kamer komt en snel in de praktijk kan worden gebracht. Zodat in de toekomst geen onduidelijkheid meer bestaat over de betekenis van het begrip roekeloosheid en iemand die roekeloos rijgedrag laat zien door onaanvaardbare risico’s te nemen ook een passende straf krijgt.

(Bron: Fonds Slachtofferhulp)