De man die op 11 december 2018 strafrechtelijk is veroordeeld door de rechtbank in Alkmaar voor gekwalificeerde doodslag op Milica van Doorn moet van de civiele rechter haar vader ruim 3000 euro aan begrafeniskosten en 10.000 euro in verband met shockschade betalen. De rechtbank heeft de vordering van de zus van Milica afgewezen.

De zus en vader van Milica van Doorn vorderden als nabestaanden in een civiele procedure vergoeding van schade in verband met de dood van Milica, omdat zij slachtoffer is geworden van een misdrijf dat door gedaagde is gepleegd. Zij hadden in de strafzaak indertijd geen schade geclaimd.

Strafzaak
De rechtbank is bij de beoordeling van deze vorderingen uitgegaan van het strafvonnis van deze rechtbank van 11 december 2018, hoewel dit vonnis in verband met het ingestelde hoger beroep nog niet onherroepelijk is. Nu door gedaagde niets is aangevoerd dat een ander licht op de zaak zou kunnen werpen, gaat de rechtbank uit van de door de strafrechter bewezen verklaarde feiten: gekwalificeerde doodslag op Milica van Doorn, op 8 juni 1992 door gedaagde gepleegd. Dat strafbare feit is een onrechtmatige daad die gedaagde kan worden toegerekend.

Verjaring
Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of de vorderingen van de nabestaanden verjaard zijn, zoals gedaagde heeft gesteld. In het vonnis legt de rechtbank uitgebreid uit welke verjaringstermijn van toepassing is. Uitgangspunt daarbij is de wettelijke regeling zoals die gold ten tijde van het misdrijf. Samengevat komt het erop neer dat in dit geval de vordering verjaart door verloop van 20 jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Die termijn was op 9 juni 2012 voltooid.

De vraag of er aanleiding is die verjaringstermijn buiten toepassing te laten, zoals de nabestaanden willen, beantwoordt de rechtbank positief. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2000 en concludeert dat op basis van de criteria van de Hoge Raad ook in deze zaak sprake is van een uitzonderlijk geval; een beroep op de verjaringstermijn is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Een belangrijk aspect daarbij is, zo zegt de rechtbank, de mate waarin de gebeurtenis gedaagde kan worden verweten. Daarover is in het strafvonnis overwogen dat de gebeurtenis bijzonder ernstig is en gedaagde volledig kan worden verweten. Andere elementen zijn dat het om eigen schade van de nabestaanden gaat en dat zij voor de gestelde schade geen aanspraak op andere uitkeringen hebben. Gedaagde heeft hiermee vanaf 8 juni 1992 rekening kunnen houden. En de vordering is ook binnen een redelijke termijn na de veroordeling van gedaagde ingediend.

Directe confrontatie
Wettelijk is vastgelegd dat slechts de kosten van de uitvaart en van gederfd levensonderhoud als materiële schade door bepaalde nabestaanden gevorderd kunnen worden. Verder kan degene die aansprakelijk is voor de dood van een ander ook onrechtmatig handelen jegens een derde, wanneer deze door het waarnemen van het ongeval of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan een zodanig hevige emotionele schok heeft ervaren dat hieruit geestelijk letsel is voortgevloeid (shockschade).

De rechtbank concludeert dat in geval van de zus van Milica niet is voldaan aan het criterium van de directe confrontatie, hoe schokkend de gebeurtenis ook is geweest. Haar wordt dus geen shockschade toegekend. Ook de materiële kosten, reiskosten en juridische kosten, voldoen niet aan het wettelijk criterium.

De begrafeniskosten die de vader van Milica heeft gemaakt, komen wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank kent de vader tevens een vergoeding van 10.000 euro aan shockschade toe. Vaststaat dat de identificatie van Milica indertijd een hevige emotionele schok met psychisch letsel bij hem heeft teweeg gebracht. Daarmee is voldaan aan het ‘directe confrontatievereiste’. De rechtbank constateert verder dat deze klachten de vader niet aanzienlijk in zijn functioneren hebben belemmerd en tot blijvende beperkingen hebben geleid. De psychische gevolgen zijn in zeer summiere bewoordingen naar voren gebracht en niet verder onderbouwd. En ook de vergelijking met de zaak Vaatstra gaat niet op. Daarom kent de rechtbank een lager bedrag aan shockschade toe dan de 40.000 euro die namens de vader was gevorderd.

ECLI:NL:RBNHO:2020:17a

(Bron: Rechtennieuws.nl)