Wegbeheerders worden geregeld aansprakelijk gesteld voor ongevallen die eenzijdig plaatsvonden. De dan in eerste instantie te beantwoorden vraag is of de weg, toen het ongeval plaatsvond, gebrekkig was. Een recente beschikking van de Rechtbank Limburg van 21 april 2021 laat zien hoe de aansprakelijkheid van wegbeheerder voor eenzijdige ongevallen wordt beoordeeld.

Door mr. Dario Hekel

Op 19 mei 2016 vond een ongeval plaats op de Dorpsstraat in Meijel. Een fietsster, in deze zaak de verzoekende partij, kwam met het voorwiel van haar fiets tegen de trottoirband tussen het wegdek en het trottoir. Zij kwam daardoor ten val en liep daarbij meerdere breuken op in haar rechterbovenarm en -schouder. Het ongeval vond plaats, kort nadat de gemeente (in deze de wegbeheerder) de wegsituatie had veranderd. In de beschikking zijn geen foto’s van de situatie ter plaatse bijgevoegd, maar een blik op een foto van 2010 op Google Maps leert dat de situatie er voor de verbouwing als volgt uit moet hebben gezien:

Ook is op Google Maps goed zichtbaar hoe de situatie is aangepast, zoals blijkt uit de onderstaande foto uit augustus 2016:

Het deelgeschil
Verzoekster meent dat de trottoirband gebrekkig was en dat de gemeente daarom als wegbeheerder verplicht is haar letselschade te vergoeden. Om die reden stelt zij de gemeente aansprakelijk. Zij baseert haar aansprakelijkstelling op artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek. Dat artikel bepaalt (onder meer) dat de wegbeheerder aansprakelijk is als een weg gebrekkig is.

De gemeente is voor aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. Om die reden neemt Achmea de aansprakelijkstelling in behandeling. Achmea wijst de aansprakelijkheid namens de gemeente af. Zij stelt namelijk dat de trottoirband niet gebrekkig was toen het ongeval plaatsvond, waardoor aansprakelijkheid ontbreekt.

Omdat Achmea niet te overtuigen blijkt, start de fietsster een procedure. Aangezien zij de rechtbank alleen over de aansprakelijkheid wil laten oordelen, kiest zij voor een deelgeschilprocedure. Dit is een procedure waarbij slechts een deel van een geschil aan de rechtbank wordt voorgelegd. De rechtbank beoordeelt in haar beschikking daarom alleen of de gemeente aansprakelijkheid is voor het ongeval.

Het verweer van de gemeente (en diens aansprakelijkheidsverzekeraar)
De verzekeraar voert verweer namens de gemeente als wegbeheer verweer. De wegbeheerder voert als verweer aan dat de wegindeling niet in strijd was met de zogenoemde CROW-richtlijnen. Dit zijn gezaghebbende normen, opgesteld door het CROW. Dat is een kenniscentrum voor bedrijven en overheden. Doordat daar niet in strijd mee is gehandeld zou, zo stelt Achmea, geen sprake zijn van een gebrekkige situatie. Vervolgens beroept de verzekeraar zich op eigen schuld van verzoekster. De gemeente stelt dat verzoekster eigen schuld aan het ontstaan van het ongeval. Immers probeerde verzoekster de stoep op te fietsen, wat niet mocht. Ook had verzoekster er volgens de verzekeraar niet vanuit mogen gaan dat de situatie niet was veranderd. Immers, het was haar bekend dat de weg was gerenoveerd. Daarom zou een deel van de schade, ook als de wegbeheerder wel aansprakelijk is, voor rekening van verzoekster moeten blijven.

Het oordeel van de rechter
De rechtbank zet eerst uiteen wanneer een wegbeheerder aansprakelijk is voor een ongeval. Dat is het geval wanneer de weg, toen het ongeval plaatsvond, gebrekkig was. Een weg is gebrekkig als deze niet voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mag worden gesteld. De vraag is dus wat een weggebruiker van de Dorpsstraat in Meijel mag verwachten.

De rechtbank passeert het verweer dat er geen CROW-richtlijn werd geschonden. De rechtbank stelt vast dat in de CROW-richtlijnen in het geheel niets staat over trottoirbanden met facetrand. Er zijn dus inderdaad geen CROW-normen overtreden. Maar, dat er ook niet aan een CROW-richtlijn is getoetst. Bovendien is het niet zo dat als er geen CROW-normen zijn overtreden, de wegbeheerder daarom niet aansprakelijk is.

De rechtbank stelt voorop dat altijd een afweging worden gemaakt. Aan de ene kant mag een weg geen gevaar opleveren voor de veiligheid van weggebruikers. En als de weg toch gevaarlijk is, dan moet de wegbeheerder daarvoor waarschuwen. Maar, aan de andere kant moeten weggebruikers er rekening mee houden dat een weg niet altijd perfect zal zijn. De wegbeheerder hoeft geen rekening te houden met weggebruikers die niet de in het algemeen te vergen voorzichtigheid in acht nemen. Elke weggebruiker moet namelijk voorzichtig aan het verkeer deelnemen. Als een weggebruiker dat niet doet en een ongeval vindt plaats, dan is de wegbeheerder daarvoor niet aansprakelijk.

Om deze beoordeling concreet te kunnen maken, bestaan enkele handvatten, waaraan de rechtbank toetst.

Welke eisen mogen worden gesteld aan de Dorpsstraat?
De Dorpsstraat is een winkelstraat en daarmee een veelgebruikte weg. De weg is verder in beide richtingen toegankelijk voor fietsers, bromfietsers en auto’s. Fietsers zullen dan vaak dicht langs de stoep fietsen om ander verkeer langs te laten. Ook kan het zijn dat fietsers, hoewel dat misschien niet mag, de stoep op willen fietsen. Van daaruit kan de fietser vervolgens te voet oversteken. Ook kan de fietser ervoor kiezen om zijn fiets te stallen, om vervolgens te voet de winkels te bezoeken.

Oftewel, het is een weg waarbij fietsers vaak dicht langs de stoep fietsen, of zullen uitwijken naar de stoep. De handeling van verzoekster was er dus niet een die maar zelden werd uitgevoerd door fietsers op de Dorpsstraat. Dit was voor de gemeente aldus voorzienbaar gebruik van de weg. In deze situatie mogen behoorlijk hoge eisen worden gesteld aan de weg.

De kans op onoplettendheid
De rechtbank overweegt voorts dat de gemeente bij de nieuwe indeling van de Dorpsstraat voor een zeer specifiek soort trottoirband koos. De band had een opstaande rand van ongeveer drie centimeter, met een afgevlakte rand (een ‘facetrand’). Doordat de opstaande rand relatief klein was, kon het lijken alsof de overgang van het wegdek naar de stoep geleidelijk was. En niet spontaan, zoals wel het geval was.

Achmea stelt dat dat wel meevalt, omdat het randje goed zichtbaar was. Daarover oordeelt de rechtbank dat er op zichzelf inderdaad een goed kleurverschil te zien was tussen de trottoirband en de weg. Dat er een trottoirband lag, was daarom wel duidelijk. Maar, wat niet voldoende zichtbaar was, was de verticaal opstaande rand. Het was daarom volgens de rechtbank niet genoeg dat op zichzelf duidelijk was dat er een trottoirband lag. Dat betekent namelijk niet dat ook het hoogteverschil goed te zien was.

Het was volgens de rechtbank dus waarschijnlijk dat fietsers niet bedacht zouden zijn op de verticale verhoging. En, zo overweegt de rechtbank, fietsers zullen minder voorzichtig langs een aflopende stoeprand fietsen dan langs een opstaande rand. De kans op onoplettendheid van fietsers was dus groot.

Kans op ongevallen
Vervolgens overweegt de rechtbank dat de kans behoorlijk is dat met het fietswiel in aanraking komen met dit randje leidt tot ongevallen. Een fietswiel ondervindt namelijk weerstand als deze tegen de opstaande rand komt. Daardoor kan de fietser zijn of haar evenwicht verliezen en vallen. De kans dat de onoplettendheid van de weggebruiker tot een ongeluk leidt, is dus ook groot. Daarbij merkt de rechtbank op dat ook vaststaat dat er meerdere ongevallen hebben plaatsgevonden met fietsers sinds de renovatie. Een gemeenteraadslid verklaart dat er zich maar liefst tien personen bij hem hebben gemeld. Zij hadden ook allemaal met hun fiets een ongeval gehad op de Dorpsstraat. Daarnaast is de gemeente kort na het ongeval van verzoekster nogmaals aansprakelijk gesteld voor een fietsongeval. Dit weegt de rechtbank mede mee om tot het oordeel te komen dat sprake was van een onveilige situatie. De kans op ongevallen was dus ook groot.

De ernst van die ongevallen
Een ongeval van een fietser zal snel leiden tot letselschade, en niet alleen tot materiële schade. De te verwachten ongevallen waren dus ernstig van aard.

Veiligheidsmaatregelen
Dit bij elkaar opgeteld maakt dat de opstaande rand van de trottoirband gevaarlijk was voor fietsers. Dan resteert alleen nog de vraag of de gemeente daar veiligheidsmaatregelen voor heeft getroffen. Of, als de gemeente dat niet deed, hoe makkelijk zij dat wel had kunnen doen. Immers, als het erg moeilijk zou zijn om veiligheidsmaatregelen te treffen, dan kan de gemeente toch aan aansprakelijkheid ontkomen. Zij heeft namelijk maar beperkt budget.

Daarover oordeelt de rechtbank dat er geen veiligheidsmaatregelen waren getroffen. Maar, volgens de rechtbank was dat wel eenvoudig geweest. De gemeente had bijvoorbeeld waarschuwingsborden kunnen plaatsen om voor de rand te waarschuwen. Ook had zij ervoor kunnen kiezen om de opstaande rand een afwijkende kleur te geven. Dat zijn goedkope ingrepen, waarmee toch de gebrekkige situatie kon worden hersteld. De gemeente had dus eenvoudig veiligheidsmaatregelen kunnen treffen, maar deed dat niet.

Geen eigen schuld
De rechtbank  passeert ook het eigen schuldverweer, omdat niet is vast komen te staan dat een verkeersovertreding is gemaakt. Verzoekster viel immers al van haar fiets af, voordat zij op de stoep was. Daarnaast heeft niemand het ongeval feitelijk zien gebeuren. Getuigen hebben verzoekster pas gezien toen zij al op de grond lag. Aangezien Achmea zich op eigen schuld beroept, is het wel aan haar om deze mate van eigen schuld aan te tonen. Nu zij dat niet kan, onder andere door gebrek aan bewijs, wordt het beroep op eigen schuld afgewezen.

Slotsom
Als een wegbeheerder er in een drukke winkelstraat voor kiest om deze trottoirband te gebruiken, dan moet hij het hoogteverschil duidelijk zichtbaar maken. Zeker als daar veel verschillende soorten verkeer zijn. Het oordeel van de rechtbank is dat de gemeente aansprakelijk is voor het ongeval van verzoekster, doordat zij dat niet deed. Als aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente, moet Achmea de schade van verzoekster dus vergoeden.

Commentaar
Deze uitspraak is illustratief voor veel zaken tegen wegbeheerders. Doorgaans menen die dat de weg niet gebrekkig is en dat zij daarom niet aansprakelijk zijn. Ook wordt er vaker een beroep gedaan op de CROW-richtlijnen. Uiteraard zal dan eerst, net als de rechtbank hiervoor heeft gedaan, geoordeeld moeten worden of de CROW-richtlijnen iets zeggen over het betrokken onderwerp. Zelfs als dat zo is en er voldaan is aan de CROW-richtlijnen, dan wil dat nog niet zeggen dat de wegbeheerder vrijuit gaat. Ook in die situatie kan de wegbeheerder aansprakelijk zijn. Het slachtoffer in deze zaak zal nu door de wegbeheerder (en/of diens aansprakelijkheidsverzekeraar schadeloos gesteld moeten worden.

(Bron: Vogelaar Bosch Spijer Advocaten)