De Tuchtraad Financiële Dienstverlening heeft geoordeeld over de BGK van een ongeschoolde belangenbehartiger. Achmea vergoedt de BGK van deze belangenbehartiger niet. Dus ook geen gereduceerd tarief, niets. Daarover diende de belangenbehartiger een klacht in. De tuchtraad, slechts marginaal toetsend, vindt het standpunt van de verzekeraar niet onredelijk.

De uitspraak (24-001) is geanonimiseerd, maar uit de tekst is op te maken dat het om Achmea gaat. Er wordt door de belangenbehartiger namelijk verwezen naar een eerder standpunt van Achmea dat de kosten van een contra-expert alleen worden vergoed als die expert bij het NIVRE is aangesloten. Voor dat standpunt werd de verzekeraar begin 2022 teruggefloten door de Hoge Raad.

Achmea vaart dus scherp aan de wind wat betreft vergoeding van de kosten van juridische bijstand. Dat geldt ook in deze zaak. Het gaat hier om een belangenbehartiger die geen juridische of specifiek op personenschade gerichte opleiding heeft gevolgd en volgens Achmea in de letselschaderegeling nauwelijks toegevoegde waarde biedt. Daarom weigert de verzekeraar de BGK te vergoeden. De verzekeraar is van mening dat de dubbele redelijkheidstoets ruimte biedt om nota’s in z’n geheel af te wijzen als de belangenbehartiger in kwestie ongeschoold en onervaren is.

De klacht
De belangenbehartiger heeft meerdere letselschadedossiers in behandeling maar in geen enkel dossier voldoet Achmea de nota voor de buitengerechtelijke kosten, zo luidt de klacht. De belangenbehartiger zou Achmea nog enigszins kunnen volgen in het standpunt dat de hoogte van zijn uurtarief niet redelijk is, maar hij kan de verzekeraar niet volgen in het standpunt dat zelfs enig tarief de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan.

“Bij andere verzekeraars worden BGK-tarieven veelal gedifferentieerd op basis van kwaliteit, door een onderscheid te maken tussen belangenbehartigers met en zonder branche- of keurmerkregistratie. Achmea hanteert een beleid waarin geen plaats is voor ongereguleerde belangenbehartigers.” De belangenbehartiger verzoekt de Tuchtraad te beslissen dat Achmea zijn BGK voldoet conform de BKB-regeling, dan wel dat de Tuchtraad een naar zijn oordeel redelijk uurtarief vaststelt.

Het verweer
Achmea erkent dat zij op grond van artikel 6:96 BW gehouden is de in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten van deskundige rechtsbijstand te vergoeden aan belangenbehartigers van benadeelden die recht hebben op vergoeding van hun schade. Maar, zo betoogt Achmea, van deskundigheid van de belangenbehartiger in kwestie is niet gebleken. Daarom is zij op grond van artikel 6:96 BW geen vergoeding verschuldigd voor de werkzaamheden van deze belangenbehartiger.

“Klager heeft de rechtenstudie niet voltooid, heeft ten onrechte de titel meester in de rechten gevoerd en heeft zich ten onrechte gekwalificeerd als ‘letselschadejurist’. Hij is niet specifiek geschoold in het personenschaderecht en heeft evenmin relevante werkervaring in het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht. Dit alles heeft klager ook niet betwist. Klager heeft, in de dossiers waarin hij als belangenbehartiger optreedt, juridische teksten van internet in zijn stukken gekopieerd. De wijze waarop klager in dossiers correspondeert is regelmatig onprofessioneel.”

Achmea benadrukt dat de dossiers van de belangenbehartiger slechts eenvoudig van aard zijn en dat hij daarin louter administratieve handelingen verricht. “Nu niet is gebleken van voldoende deskundigheid is het door klager gehanteerde uurtarief ook onredelijk hoog. Klager heeft erkend dat zijn uurtarief niet redelijk is.”  Ook de overige klachten van de belangenbehartiger zijn volgens Achmea ongegrond.

Het oordeel
De Tuchtraad stelt voorop dat een verzekeraar bij een verzoek om vergoeding van de buitengerechtelijke kosten mag beoordelen of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW. Daarbij heeft een verzekeraar ook de ruimte om te beoordelen of de door een belangenbehartiger verrichte werkzaamheden, mede gelet op de deskundigheid die in het concrete geval vereist is, redelijk zijn.

“De vereiste deskundigheid van een belangenbehartiger hoeft niet noodzakelijkerwijs te blijken uit een voltooide juridische of andere ter zake dienende opleiding, maar kan bijvoorbeeld ook volgen uit voldoende en relevante (werk)ervaring. Het staat een verzekeraar vrij om te beoordelen of in het concrete geval de verrichte werkzaamheden, gelet op de daarvoor benodigde deskundigheid, redelijk waren.”

De Tuchtraad kan de afweging die de verzekeraar hierin heeft gemaakt slechts marginaal toetsen. De raad is van oordeel dat Achmea onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid het standpunt heeft mogen innemen dat niet is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets.

Dat leidt tot het oordeel dat de klachten van klager ongegrond zijn. Achmea heeft met haar handelen de goede naam van of het aanzien van en het vertrouwen in de bedrijfstak, niet geschaad.