De gemeente Rotterdam heeft de uitkering van een jong slachtoffer van een poging tot doodslag stilgezet omdat hij een flink bedrag aan smartengeld had gekregen. De gemeente eiste zelfs zijn gehele bijstandsuitkering van de afgelopen twee jaar terug. De casemanager van het slachtoffer diende echter succesvol bezwaar in.
Het slachtoffer had een bedrag ontvangen als smartengeld voor het misdrijf dat hem twee jaar eerder is aangedaan. De gemeente wilde weten waar het geld vandaan kwam, en besloot vervolgens uitkering stop te zetten en deze met terugwerkende kracht vanaf de datum van het misdrijf terug te vorderen. Volgens de gemeente zou hij dus vanaf de datum van het misdrijf van het smartengeld in zijn levensonderhoud moeten voorzien.
Toen zijn casemanager de beschikking van de gemeente binnenkreeg, diende hij namens de cliënt bezwaar in, omdat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft bepaald dat gemeenten in het geval van smartengeld heel goed moeten onderbouwen waarom zij een deel als vermogen zien. Gemeenten mogen smartengeld korten op de bijstand, maar enkel wanneer het ontvangen bedrag zo hoog is dat het niet meer verantwoord is met het oog op de uitgangspunten van de Participatiewet. De CRvB bepaalde namelijk dat smartengeld, omdat het een vergoeding is voor de rest van het leven, het best kan worden beoordeeld in het licht van de levensverwachting van de ontvanger.
Een fictief voorbeeld: Als iemand nog gemiddeld vijftig jaar te leven heeft, en het smartengeld bedraagt €50.000, dan gaat het om een maandelijks bedrag van €83,33. In een recente uitspraak vond de CRvB een bedrag van omgerekend €125 per maand nog dusdanig laag dat het niet onverantwoord is in het kader van bijstandsverlening. Dat betekent ook dat jonge mensen, zoals het Rotterdamse slachtoffer van de poging tot doodslag, niet zo snel kunnen worden gekort op de bijstand na de ontvangst van smartengeld.
Bezwaar gegrond
Uiteindelijk bond de gemeente in. Het bezwaar is gegrond verklaard en de volledige som van het smartengeld is buiten het vermogen gelaten. Ook gaat de gemeente haar beleid aanpassen. Vanaf heden is het zo dat wanneer de hoogte van het smartengeld, omgerekend per maand, minder dan twintig procent van de bijstandsnorm is, het door de gemeente niet zal worden aangewezen als vermogen.