Het kabinet heeft besloten om de inkomensafhankelijke eigen bijdrage niet alleen te laten gelden voor huishoudelijke hulp, maar deze te verbreden naar alle Wmo-voorzieningen. Omdat hiervoor een nieuw wetsvoorstel moet komen, wordt de invoering van de eigen bijdrage, oorspronkelijk gepland voor 1 januari 2025, met een jaar opgeschoven.
Wmo-abonnementstarief
In 2019 werd de inkomensafhankelijke bijdrage deels en in 2020 helemaal afgeschaft en vervangen door het Wmo-abonnementstarief. Iedereen, ongeacht de hoogte van het inkomen, betaalt sindsdien een vast maandelijks bedrag van maximaal 19 euro per maand als eigen bijdrage voor een Wmo-voorziening. Dit leidde tot een grote toename van aanvragen van vooral huishoudelijke hulp. Veel mensen die deze hulp makkelijk zelf kunnen betalen – en vaak al op eigen kosten een hulp hadden geregeld – meldden zich bij het Wmo-loket van de gemeente. De gemeenten zagen de kosten boven het budget uitstijgen en er ontstonden wachtlijsten, wat ten koste ging van mensen die de hulp echt nodig hebben, maar deze niet zelf kunnen betalen.
Inkomensafhankelijke eigen bijdrage
Het kabinet was eerst van plan om alleen voor huishoudelijke hulp een eigen bijdrage in te voeren. In het coalitieakkoord is afgesproken om dit per 1 januari 2025 te realiseren. Door het recente besluit om de inkomensafhankelijke eigen bijdrage te verbreden naar alle Wmo-voorzieningen wordt de invoeringsdatum een jaar opgeschoven. Cliënten gaan dus op z’n vroegst vanaf 1 januari 2026 deze inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. Met de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage hoopt het kabinet de druk bij gemeenten op het gebruik van Wmo-voorzieningen te verlagen en de financiële houdbaarheid van de Wmo te verbeteren. Naar verwachting levert de maatregel jaarlijks 100 miljoen euro op. Hoe de nieuwe inkomensafhankelijke eigen bijdrage er precies uit komt te zien wordt in de komende periode verder uitgewerkt.