Gemeenten mogen geen inkomenstoets hanteren voor de huishoudelijke hulp, want dat is in strijd met de wet. Dat schrijft demissionair minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid) als reactie op Kamervragen over de situatie in Krimpen aan den IJssel en Leusden. Daar stemde de gemeenteraad in met een voorstel om mensen weer naar draagkracht te laten betalen voor huishoudelijke hulp, in plaats van een vast abonnementstarief.

Het abonnementstarief voor de thuishulp is gemeenten een doorn in het oog. Sinds de invoering in 2019 zijn de kosten de pan uitgerezen. Het vaste tarief van 19 euro per maand is bedoeld om de huishoudelijke hulp voor mensen met een middeninkomen betaalbaar te houden. Maar de regeling heeft in haar huidige vorm een aanzuigende werking. Steeds meer mensen maken er gebruik van , terwijl mensen met hogere inkomens minder meebetalen. Veel gemeenten verzuipen in de kosten voor de maatschappelijke ondersteuning.

De Kamervragen van VVD’er Ockje Tellegen gaan over de gemeenten Krimpen aan den IJssel en Leusden, maar ook Goes trof maatregelen om de stijgende Wmo-kosten te beteugelen. Krimpen aan den IJssel besloot in april om per 1 juli weer een inkomenstoets in te voeren. De gemeente volgt hiermee een eigen interpretatie van een artikel uit de wet. De wet biedt gemeenten de ruimte om te onderzoeken in hoeverre mensen die steun vragen zelfredzaam zijn en wat zij op eigen kracht kunnen doen. Krimpen aan den IJssel besloot hierbij ook te kijken naar financiële zelfredzaamheid en dat is volgens de minister niet de bedoeling.

De gemeente ontving op 22 juli al een gepeperde brief van VWS, waarin in vetgedrukte letters staat dat deze werkwijze in strijd is met de wet. De Jonge herhaalt het in zijn beantwoording van de Kamervragen nogmaals. “De wet laat, bij de beoordeling of een inwoner van een gemeente in aanmerking komt voor hulp en ondersteuning op grond van deze wet, geen ruimte om de eigen financiële middelen van inwoners onder het begrip ‘eigen kracht’ te scharen (artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015).”

De Jonge benadrukt dat verreweg de meeste gemeenten de Wmo uitvoeren naar letter en geest van de wet. Het rijk gaat samen met de VNG kijken naar beleidsopties om de stijgende kosten te beteugelen.