De ouders van een gehandicapt meisje dat in juni 2021 om het leven kwam na een fout van haar begeleidster, hebben geen recht op ruim 650.000 euro aan misgelopen persoonsgebonden budget (pgb). De rechtbank Den Haag wees hun vordering onlangs af.

De civiele zaak was aangespannen door de nabestaanden van de 11-jarige Emilie. Het gehandicapte meisje was in juni 2021 door haar begeleidster met een elektrische rolstoelfiets naar een gymles gebracht. Bij vertrek vergat de begeleidster echter de rolstoel van het kind goed vast te maken aan de rolstoelfiets. Tijdens de rit viel de rolstoel van het plateau op straat. Emilie liep door de val een dwarslaesie op. Enkele dagen later overleed ze in het ziekenhuis aan de gevolgen van haar verwondingen.

Onlangs veroordeelde de rechtbank Amsterdam de begeleidster voor dood door schuld, zonder strafoplegging. Parallel aan de strafzaak stelden de ouders van Emilie haar aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. De begeleidster voldeed de begrafeniskosten en vergoedde affectieschade voor de ouders, in totaal 47.000 euro. Smartengeld voor de broer en zus van Emilie werd niet betaald, omdat broers en zussen daar volgens de wet in beginsel geen recht op hebben.

Dat laatste vormde een even pijnlijk als onoverkomelijk punt voor de nabestaanden van Emilie. In een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag vorderden haar vader en moeder ruim 650.000 euro aan misgelopen persoonsgebonden budget van de begeleidster. Voor de zorg van Emilie was jaarlijks een pgb-budget van 150.000 euro beschikbaar. Omdat haar ouders haar thuis verzorgden, ontvingen zij een deel van dat budget. Door de dood van Emilie zijn die inkomsten weggevallen en kan het gezin hun levensstandaard niet langer handhaven, zo heeft hun advocaat betoogd.

Hoewel in het vonnis van de rechtbank Den Haag wordt benadrukt dat Emilie een heel bijzondere plek innam in het gezin, was haar aandeel volgens de rechter niet financieel van aard. Op het gebied van zorg verschilde de rol van haar ouders dan ook niet van die van andere hulpverleners. De vordering van de ouders werd afgewezen.