Richard Bos ontving een schadevergoeding voor het misbruik door een officier bij het Leger des Heils, maar bleef ontredderd achter. Tegen Trouw deed hij zijn verhaal.

oe het wafeltjesblad van de witte Bruynzeelkeuken voelde onder de naakte huid van zijn billen. Hoe rommelig de ruimte was, vol opgestapelde stoelen en tafels. Hoe de officier van het Leger des Heils in Winschoten zijn uniformjasje uitdeed. Hoe harig zijn armen en oksels, toen hij zijn spierballen toonde.

Wat voor afdruk het zitten op het keukenblad achterliet: groefjes die langzaam oplosten als hij naar huis liep. Jongejongenshuid die terugveerde, rechttrok. “Onze Lieve Heer vindt dit wel goed, hoor”, had de officier gezegd. Maar zo snel als ze voor het oog verdwenen waren, de wafeltjes in zijn huid, voor Richard Bos verdwenen ze nooit.

Deze scènespeelde zich halverwege de jaren zeventig af, vaker dan eens, vertelt Richard Bos. Hij worstelde zijn leven lang met het misbruik. Ruim veertig jaar later haalt hij in zijn kleine woonkamer het uiterlijk van de officier voor de geest. Een grote, ronde bril zoals hip was in die tijd, een gezette buik.

Eén zinnetje, dat in 2015 werd uitgesproken op de begrafenis van zijn moeder, die haar leven lang heilssoldaat was, bracht de herinnering aan de officier weer boven. Tijdens een toespraak zei een collega-heilszuster: “Het is maar goed dat alle geheimen worden meegenomen in het graf.”

Richard Bos wist precies waarop ze doelde. “Denk maar eens aan wat wij allemaal hebben meegemaakt in het verleden”, zei hij tegen zijn zus. Hij noemde de namen van twee officieren uit Winschoten. De ene man kon niet van zijn zus afblijven, de ander niet van hem.

Hoewel de buitenwereld er niets van zag, hadden broer en zus Bos een zeer onveilige jeugd, zowel in hun eigen gezin als binnen de christelijke organisatie, waarvan de kerkelijke en maatschappelijke tak indertijd veel sterker met elkaar verweven waren dan nu.

Bos beseftedat pas echt na de uitspraak over de geheimen die met zijn moeder meebegraven werden. Aangespoord door alle verhalen over misbruik bij religieuze organisaties en in de sport, schreef hij een brief aan het Leger des Heils, om de verhalen toch boven de grond te houden.

De organisatie nam het verhaal van de kinderen Bos serieus. Een paar weken later dronk commandant Hans van Vliet (tot halverwege 2018 hoofd van het Leger in Nederland, Tsjechië en Slowakije) bij Richard Bos in zijn appartement in Ermelo een kop thee. “Het viel hem rauw op het dak”, vertelt Bos.

Van Vliet vroeg waarom Bos dit nu aan de kaak stelde. “In de kerken speelt het, de rooms-katholieken hebben we gehad, de Jehovah’s Getuigen, ik hoorde verhalen over de pinkstergemeentes in Nijkerk: ik dacht, het is goed dat hier wordt afgerekend met daders. Anders leren ze er nooit van. Het Leger des Heils mag ook wel eens met de billen bloot.”

Winschoten, 1972
Puupuupaa. Puupuupaa. Het geluid van Richards bugel zwiert door de ramen van het kantoor, over de Zeeheldenstraat, het dorp in. De kinderen naast hem slaan op trommels, rinkelen met tamboerijnen. De officier staat voor de groep, hij helpt bij het kinderorkest. Tijdens een concert wordt het samenspel vastgelegd op de camera, de foto wordt gepubliceerd in de plaatselijke krant. Richard, op dat moment een kleine, schriele jongen van twaalf, staat tussen een warboel aan instrumenten, de officier in een keurig uniform er trots achter.

Zijn moeder is op dat moment fanatiek actief als heilssoldaat. Haar hele leven draait om de gemeenschap. Richard is een vrolijk, creatief jong. Hij is kinderlijker dan zijn leeftijdsgenootjes. Hij speelt en tekent, heeft nog geen aandacht voor brommers of vriendinnetjes.

Waar de andere kinderen de officier maar een engerd vinden, kan Richard goed met hem overweg. Sterker nog, de officier behandelt hem als zijn oogappeltje.

– “Richard, geef je de bloemetjes water?”

– “Richard, kom jij mij even helpen met tafels uit de keuken klaarzetten?”

– “Richard, ik vind jou een aardig joch.”

Stukje bij beetje wordt Richard maatjes met de officier. Hij krijgt vaak een aai over zijn bol. Zijn moeder is daar fier op, want de officier, een soort dominee binnen het Leger, heeft oog voor háár jongen. Richard rekent zich rijk, maar de andere kinderen uit het orkest kijken op hem neer.

– “Kom je even naar de keuken?”

Die vraag stelt de officier een paar maanden achter elkaar steeds vaker, zegt Bos. Daar op het wafeltjesblad, voelt de grote man aan Richards binnenbeen. Zijn hand kruipt omhoog, tot Richard ‘blijf van mij af’ zegt. Maar de officier wil gewoon even onder zijn broekje voelen, daar is niets mis mee toch?

“Voel mij maar. Zie, dit voelt bij jou nog heel zacht, maar bij mij kan het heel hard worden. Even als mannen onder elkaar: zo voelt dat dus”, zegt hij. Bos schrikt. Dit loopt uit de hand, voelt hij. Maar hij durft niets, hij verroert zich niet. “Niet verder vertellen, hoor,” zegt de officier.

Het volgende moment in de keuken begint de officier waar hij de vorige keer eindigde, vertelt Bos. “Ik wil jouw piemeltje zien”, zegt hij. “Als je groter bent, gaat jouw piemeltje op de mijne lijken.” Richard begint te huilen. Hij moet trekken aan het geslachtsdeel van de officier. “Onze Lieve Heer vindt dit wel goed, hoor”, zegt hij opnieuw.

Het misbruikduurt een jaar. Richard slaat alles op wat de officier zegt en doet. Na een tijd raapt hij de moed bijeen en vertelt zijn moeder dat de officier aan hem zit terwijl zij schoonmaakt. “Dat doet een officier van het Leger niet. Hou je klep maar”, is haar reactie, zegt Bos.

Richard voelt zich bedrogen. Het gaat slecht met hem op school. Het vrolijke jongetje lacht niet meer en zijn gedachten dwalen af tijdens de les. Een alerte docent neemt hem apart en na enig aandringen vertelt Richard hem enigszins omwonden wat er gebeurt in de keuken van het Leger.

De docent benadert zijn ouders en spreekt er met hen over. Richard weet niet wat zijn ouders precies hebben gezegd tegen de officier, maar de man ontloopt hem daarna. Het wordt zomervakantie en daarna gebeurt het misbruik nog één keer, aldus Bos.

Daarna wordt de officier overgeplaatst naar Den Haag, blijkt uit de korpsboeken die het Leger des Heils raadpleegde nadat Richard Bos en zijn zus over het misbruik vertelden. Het is onduidelijk of de overplaatsing te maken had met het misbruik.

In Den Haag wordt de officier ziek, blijkt uit interne documenten van het Leger des Heils die Trouw heeft ingezien. Zijn weg en die van het Leger scheiden na enige tijd. In het korpsboek staat bij zijn uitschrijving dat hij ‘met zijn houding niet te handhaven was’. Hieruit is niet op te maken of hij zelf is weggegaan of ontslagen is.

Alle zinnetjes die de officier uitsprak tijdens het misbruik bleven al die jaren kleven in Richards hoofd. Zoals zijn verhaal hierboven beschreven is, zo herinnert hij het zich en zo gedetailleerd vertelt hij het ook aan commandant Hans van Vliet in zijn woonkamer in Ermelo.

Van Vliet vraagt daarna wat Bos van hem verwacht. Een gebaar, zegt hij. Hij biedt ‘als een knipmes’ zijn excuses aan, zegt Bos. Van Vliet belooft volgens hem dat het Leger des Heils een onafhankelijk persoon zal aanstellen om de zaak te onderzoeken.

Enkele weken na het gesprek valt er een brief op de mat van Bos met de mededeling dat het Leger zijn vertrouwenspersoon inschakelt om de verhalen van Bos en zijn zus aan te horen en te documenteren. Een vertrouwenspersoon is niet de onafhankelijke onderzoeker die Van Vliet beloofd heeft, zegt Bos.

Even aarzelt hij, moet hij hier een punt van maken? Hij besluit zich erbij neer te leggen, allang blij dat het Leger des Heils iets onderneemt. In een reactie laat het Leger weten dat het eerst de vertrouwenspersoon de zaak wilde laten inventariseren, om daarna een onafhankelijke partij in te schakelen om het af te handelen.

De vertrouwenspersoon praat met Richard Bos en zijn zus. Zij is langere tijd verkracht door een andere officier, vertelt ze. Het is de eerste keer dat Bos het hele verhaal van zijn zus hoort. Hij schrikt enorm, het is veel heftiger dan hij zich herinnerde.

Haar officier, heeft het Leger des Heils inmiddels boven tafel, werd eerst overgeplaatst naar Veendam en daarna – blijkt uit een brief van het Leger des Heils aan het Schadefonds voor Geweldsmisdrijven – ontslagen. Het Leger wil tegenover Trouw alleen melden dat er indertijd ‘rechtspositionele maatregelen zijn genomen’. In het korpsboek staat niet dat dit de reden is van het ontslag, maar de organisatie acht dat waarschijnlijk.

De vertrouwenspersoon praat in diezelfde periode ook nog met een ander slachtoffer dat zich heeft gemeld. Het Leger des Heils gelooft de drie verhalen en wil een schadevergoeding betalen. Daarvoor schakelt de organisatie het Schadefonds in Den Haag in.

Bos en zijn zus moeten van tevoren tekenen dat zij niet in beroep zullen gaan tegen de uitspraak van het Schadefonds, zoals gebruikelijk is bij dit soort afhandeling van misbruikzaken. Bos’ zus krijgt 10.000 euro, hijzelf ontvangt 2500 euro, wat hij een aanfluiting vindt.

De vergoedingen zijn gebaseerd op een richtlijn voor misbruik in jeugdzorginstellingen, die het Schadefonds eenmalig hanteert voor deze zaak. In deze richtlijn krijgt wie gepenetreerd is een aanzienlijk hogere vergoeding. Bij Richard is dit niet gebeurd, bij zijn zus wel.

De effecten die het misbruik heeft gehad op het leven van de slachtoffers, tellen niet mee, staat in de brief van het Schadefonds die Trouw inzag. Richard Bos uit zijn ongenoegen bij het Leger des Heils, maar dat vindt dat het de zaak netjes heeft afgehandeld.

Richard Bos pakt nog een keer thee. Er komen zachte tonen uit zijn cd-speler. Er is alweer wat tijd overheen gegaan sinds hij de schadevergoeding  van het Leger ontving. Hij is niet onverdeeld negatief over hoe de organisatie hem behandeld heeft, hij is dankbaar dat ze hem geloofden. Maar toch is hij teleurgesteld. Niet alleen vanwege de lage vergoeding, maar omdat het Leger hem nadien nooit nazorg aanbood, zegt hij. “Niemand van het Leger heeft na de schikking gevraagd: hoe gaat het nu met je? Ik vertel mijn verhaal omdat ik het Leger duidelijk wil maken dat slachtoffers in het verleden aan hun lot zijn overgelaten. Dit heeft blijvende schade aangericht.”

Zo slaapt Bos slecht, al tientallen jaren, vertelt hij. “Ik voel mij eenzaam, en het ergste van alles is dat ik denk dat niemand dat in de gaten heeft. Ik ben altijd goedgehumeurd zodra er iemand in mijn omgeving is. Mijn verdriet heb ik pas als ik alleen ben, op de fiets zit of naar mijn muziek luister.”

Hij blijft zich vies voelen. “Het lijkt op eeuwig douchen en maar niet schoon worden. Ik poets en boen en poets en boen, alsof ik steeds mijn verleden weg wil schrobben, maar de geschiedenis blijft aan mij hangen. Het levert mij alleen een net huis op.”

Met een zachte bons zet hij het dienblad met theeglazen terug op het aanrecht. Het keukenblad is brandschoon en glad.

Verantwoording
Dit verhaal is gebaseerd op meerdere gesprekken met Richard Bos, interne documenten, zoals de correspondentie tussen het Leger en het Schadefonds en de mailcorrespondentie met de vertrouwenspersoon, correspondentie met Bos’ zus die het verhaal van haar broer bevestigt, en een serie antwoorden van het Leger des Heils op vragen van Trouw. Het Schadefonds bevestigt dat het Leger drie vergoedingen betaalde.

Het Leger deed naar aanleiding van het verhaal van Richard Bos geen navraag bij zijn vermeende misbruikpleger. Trouw traceerde hem, maar de man wilde op inhoudelijke vragen niet reageren. De beschuldiging noemt hij ‘uit de lucht gegrepen’, volgens hem klopt er niets van. Hij zei aan de telefoon dat hij Richard Bos niet eens kent. Lees ook het interview met auteur Rianne Oosterom over haar journalistieke onderzoek en de afwegingen die zij maakte.

(Bron: Trouw)