De vrouwen die als minderjarige meisjes zijn gedwongen tot dwangarbeid in gestichten van de zusters van de Goede Herder waren decennialang te getraumatiseerd om de zusters voor de rechter ter verantwoording te roepen. Het kan de slachtoffers moeilijk aangerekend worden dat zij de katholieke congregatie pas nu dagvaarden.
Dat blijkt uit een deskundigenbericht van socioloog Paul Schnabel. Zijn bericht maakt deel uit van de dagvaarding die negentien slachtoffers deze dinsdag naar de congregatie hebben gestuurd. De groep claimt een vergoeding van de materiële en immateriële schade, en nabetaling van loon. De zusters weigeren dit, en beroepen zich erop dat de feiten verjaard zijn.
In het komende proces wordt het oordeel van de rechter over de verjaring cruciaal. Eerder maakten rechters in Nederland slechts sporadisch uitzondering op de verjaringstermijnen. De feiten zelf lijken inmiddels helder. In Nederland zijn tussen 1860 en 1979 zeker 15.000 vrouwen en meisjes opgesloten in gestichten van de nonnen. Ze werden psychisch mishandeld en verwaarloosd, en moesten onbetaald werken in naaiateliers, wasserijen en strijkkamers.
Onafhankelijk onderzoek wees vorig jaar uit dat het ging om dwangarbeid die ook naar de normen van destijds niet was toegestaan. Minister Dekker (Rechtsbescherming) heeft de slachtoffers “excuses, erkenning, hulp en ondersteuning” aangeboden.
Volgens Paul Schnabel, hoogleraar in Utrecht, oud-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en voormalig senator voor D66, waren de slachtoffers eerder niet goed in staat tot juridische actie. Volgens hem lijden ze aan een posttraumatische stresssyndroom (PTSS). Bij sommige slachtoffers lijkt sprake van een variant van het Stockholmsyndroom. “Ze hebben zich geïdentificeerd met de ‘daders’”, aldus Schnabel.
Het regime waaraan de vrouwen onderworpen waren, heeft hun persoonlijkheid bepaald. Ze waren “niemand want ze verloren hun naam en hun eigen kleren, geld, cadeautjes werden afgepakt, brieven gecensureerd”. Volgens Schnabel zijn de vrouwen ernstig en blijvend beschadigd door de zusters.
Schnabel: “De pupillen van de Goede Herder hebben jaren geleefd in een situatie die bewust traumatiseerde om volgzaamheid af te dwingen en voor de pupillen een permanente bron van grote stress is geweest. Omdat protest noch vertrek mogelijk was, leidde dat tot een vorm van aanpassing die een leefstijl is geworden. Omdat PTSS in belangrijke mate een poging tot vermijding van herinnering of confrontatie is, is het ook begrijpelijk dat het vaak lang duurt voor de symptomen optreden die tot hulpzoekgedrag kunnen leiden.”
Holocaustslachtoffers
Het vinden en krijgen van erkenning was, volgens Schnabel, voor de slachtoffers tot voor kort moeilijker dan bijvoorbeeld voor Holocaustslachtoffers of meer recent de MeToo-beweging. De Rooms-Katholieke Kerk bekleedde immers nog lang een onaantastbare positie. Pas met publicaties over het grootschalig kindermisbruik binnen de Kerk, tien jaar geleden, en recent publicaties over de dwangarbeid, werd dat doorbroken.
De vrouwen, die door de advocaten Liesbeth Zegveld en Brechtje Vossenberg vertegenwoordigd worden, verbleven tussen 1951 en 1979 bij de zusters. Zij kwamen daar na een plaatsing door de kinderrechter, of ‘vrijwillig’ op verzoek van ouders of voogd. Tijdens hun verblijf waren ze tussen de 11 en 21 jaar oud. De Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann treedt in deze zaak op als mede-eiser.
(Bron: NRC)