Een slachtoffer met ernstig letsel betichten van eigen schuld klinkt niet heel vriendelijk en kan ook voor het slachtoffer onbegrijpelijk zijn. Het komt dan ook meer dan eens voor dat er procedures gevoerd worden over welk percentage eigen schuld aan het slachtoffer moet worden toegerekend. Zo ook op 22 juni 2022, waarbij een letselschade slachtoffer een procedure begon tegen Achmea. Deze zaak wordt in deze blog behandeld.

Door mr. Mariska Kamsteeg

Wat is er gebeurd
Op 18 februari 2021, een donkere en druilerige dag, omstreeks half acht in de avond, steekt een voetganger de Petrus Campersingel in Groningen over. Zij komt daarbij helaas in botsing met een auto die later verzekerd blijkt te zijn bij Achmea. Na het ongeval is het slachtoffer niet aanspreekbaar en later kan zij zich niet herinneren wat er is gebeurd. Zij neemt aan dat zij de meest logische route heeft genomen en via de oversteekplaats de weg is overgestoken. Maar, zeker weten doet ze het niet. Er zijn wel een getuige van het ongeval en de bestuurder met bijrijder die hebben gezien wat er is gebeurd.

Volgens de getuige, bestuurder en bijrijder was het donker waardoor de straatverlichting aan stond. Volgens de getuige was de verlichting zodanig helder dat de bestuurder het slachtoffer had kunnen zien. De bestuurder en bijrijder ontkennen het slachtoffer te hebben gezien en zeggen dat zij de weg plotseling en zonder te aarzelen ná de voetgangersoversteekplaats overstak. Volgens de bestuurder had hij het ongeval niet kunnen voorkomen.

De rechtbank stelt vast dat onderhandelingen tussen partijen zijn vastgelopen omdat verdeeldheid bestaat over het antwoord op de vraag of het slachtoffer een deel van haar schade zelf moet dragen – en zo ja, hoeveel – aangezien, zoals Achmea stelt, sprake zou zijn van eigen schuld van het slachtoffer, omdat zij bij het oversteken van de Petrus Campersingel geen gebruik zou hebben gemaakt van de ter plaatse aanwezige voetgangersoversteekplaats.

Wettelijke regels aanrijding auto – voetganger
Op grond artikel 185 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is in een situatie waarin een op de openbare weg rijdende auto betrokken raakt bij een verkeersongeval waardoor een voetganger schade lijdt, de eigenaar van die auto aansprakelijk voor de schade, tenzij aannemelijk is dat het ongeval is te wijten aan overmacht. Van overmacht is sprake als de bestuurder rechtens geen enkel verwijt te maken valt. Omdat het moet gaan om geen enkel verwijt is er bijna nooit sprake van overmacht. De juridische inhoud van overmacht is veel beperkter dan in het dagelijks leven gebruikelijk is.

In deze zaak is niet in geding dat van overmacht geen sprake was. Voor welk deel van de schade de eigenaar van de auto aansprakelijk is, hangt daarom af van de mate waarin de aan beide partijen toe te rekenen gedragingen hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en daarmee aan het ontstaan van de schade. Dat staat in artikel 6:101 BW. Er is echter een minimumpercentage aansprakelijkheid voor de bestuurder van een auto vastgesteld, namelijk op 50% voor volwassen personen en 100% voor kinderen onder de 14 jaar. Dat komt vanwege de kwetsbare positie van een voetganger ten opzichte van gemotoriseerd verkeer. Een auto is inherent gevaarlijk voor niet-gemotoriseerde weggebruikers (fietsers, voetgangers, etc.). Daarom is de eigenaar van de auto waarmee het ongeval plaatsvond als geen sprake is van overmacht gehouden ten minste 50% van de daardoor door de voetganger ontstane schade te vergoeden.

Naast deze afweging voor hoeveel procent elke partij heeft bijgedragen aan het ongeval is er ook een billijkheidscorrectie. Sommige omstandigheden kunnen ertoe leiden dat van de percentage aansprakelijkheid moet worden afgeweken in het voordeel van het slachtoffer. De factoren verschillen van geval tot geval, maar zijn in ieder geval:

  • hoe ernstig het letsel is;
  • of het slachtoffer een kind is of al op hoge leeftijd;
  • in welke mate het slachtoffer invalide is geworden;
  • de impact van zijn lichamelijke en geestelijke schade op de kwaliteit van zijn leven, e.d.

Wat beslist de rechter
De rechter vindt dat uit alle getuigenverklaringen blijkt dat het slachtoffer de voetgangersoversteekplaats niet heeft gebruikt. Omdat zij de weg overstak waar dit niet was toegestaan voor voetgangers is er sprake van eigen schuld. Maar dat betekent niet dat die eigen schuld direct 50% is (de ondergrens gezien de regel over niet-gemotoriseerd verkeer). Het slachtoffer stak immers wel vlak na een oversteekplaats over. Toen had het slachtoffer de auto al bijna gepasseerd, getuige het feit dat die haar vanaf de rechtervoorzijde raakte. Nu de bestuurder heeft verklaard voor de aanrijding het slachtoffer in het geheel niet te hebben gezien betekent dat voor de rechter dat hij bij het naderen van een voetgangersoversteekplaats niet de geboden oplettendheid heeft betracht omdat hij het slachtoffer wel had kunnen zien. Dat verklaart de onafhankelijke getuige ook. De rechter verwijt de bestuurder dat hij niet voldoende heeft opgelet en daarom niet voldoende heeft geanticipeerd op de situatie. Dat had de schade (deels) kunnen voorkomen. De rechter vindt dat de fout van het slachtoffer voor 25% heeft bijgedragen aan het ongeval en die van de bestuurder voor 75%.

Wel slaagt het beroep van het slachtoffer op de billijkheidscorrectie. Het slachtoffer heeft  aangedragen dat zij, thans 34 jaar oud, ernstig letsel heeft opgelopen, waaronder hersenletsel, waarbij gevreesd moet worden voor blijvende bewegingsbeperking in de schouder en blijvende hersenbeschadiging. Zij volgt nog steeds een neuro-revalidatietraject voor twee dagen per week. Ook kan zij nu niet werken. Dit wordt door Achmea allemaal niet tegengesproken. Door deze omstandigheden vindt de rechter dat Achmea namens de bestuurder 90% van de schade moet betalen en dat er nog maar sprake is van 10% dat voor rekening van het slachtoffer zelf komt.

Conclusie
Ook slachtoffers kunnen fouten maken in het verkeer. Dat krijgt dan direct de naar klinkende titel ‘eigen schuld’. Maar ook die slachtoffers kunnen een groot deel van hun schade vergoed krijgen door de billijkheidscorrectie. De ernst van het letsel, de leeftijd van het slachtoffer, de mate van invaliditeit en de invloed op het leven van het ongeval zijn ook bij ‘eigen schuld’ zeer relevante omstandigheden die meegenomen worden in de vergoedingsplicht van de verzekeraar.

(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)