In een nieuwe studie van het Belgische Vias institute werd nagegaan hoe basisschoolkinderen verkeersveiligheid beleefden. De rol van ouders valt hierin niet te onderschatten. Ze bepalen vaak mee welk vervoersmiddel gebruikt wordt. Het onveiligheidsgevoel van de schoolgaande jeugd wordt ook beïnvloed door het foutief gedrag dat ze vaststellen bij zowel andere (oudere) weggebruikers als hun ouders. Het gaat dan o.a. over het gebruik van de telefoon. Kinderen begrijpen niet hoe het mogelijk is om te rijden en tegelijkertijd op je telefoon te kijken.
Ouders bepalen keuze vervoersmiddel
Uit de gesprekken blijkt dat als kinderen zich verplaatsen met de auto naar school of naar de hobby’s, dat vaak komt door de keuzes van hun ouders. Ouders nemen de beslissing over het vervoermiddel uit praktische overwegingen of uit angst dat hun kind of andere weggebruikers de verkeersregels niet naleven. Ook bestaat de angst dat het kind betrokken raakt bij een ongeval vanwege het ontbreken van fietspaden/trottoirs. Het kind heeft weinig tot geen invloed op deze vervoerskeuze. Als kinderen volledige vrijheid zouden hebben in het kiezen van hun vervoermiddel, zou de auto niet per se hun voorkeur hebben.
De fiets is bijzonder geliefd bij kinderen, zowel voor vervoer als voor recreatie. Fietsen wordt vaak geassocieerd met een positief gevoel omdat “de wind door je haren voelt”, “alleen kunt zijn” of zelfs “je hoofd leeg kunt maken”. De fiets wordt vaker gebruikt door leerlingen van Nederlandstalige scholen om naar school te gaan of voor vrijetijdsactiviteiten. Het gebruik van de fiets is ook afhankelijk van het weer.
Gordel wordt voor korte afstanden vaker als ‘optioneel’ beschouwd
De kinderen die aan de studie deelnamen, beoordeelden verschillende gedragingen in het verkeer die bedoeld zijn om hen te beschermen. Zo geven ze aan dat ze soms de veiligheidsgordel niet gebruiken, vooral bij korte ritten. Naast het ongemak wordt de gordel door de kinderen ook als niet bijzonder nuttig beschouwd, wat natuurlijk niet juist is. Voor kinderen die ervoor kiezen de gordel te dragen, zijn de gevolgen van het niet dragen duidelijk. Wetenschappelijk onderzoek toonde immers aan dat als iemand achteraan het voertuig geen veiligheidsgordel draagt, die 50% meer risico loopt om bij een ongeval zwaar of dodelijk gewond te raken dan een persoon die wel vastgeklikt is, vooraan is dat risico nog groter.
Het nut van een fietshelm wordt door sommige kinderen dan weer betwist vanwege het ongemak, de onaantrekkelijkheid of de overtuiging dat het niet nodig is om hun hoofd te beschermen. Voorstanders van het dragen van een helm zeiden dat het de bescherming van het hoofd vergroot, soms met concrete voorbeelden (“je krijgt een gebroken schedel”), wat getuigt van een duidelijk begrip van de voordelen van de helmdracht.
Als een jonge fietser zwaargewond geraakt (vb na een val), is dat in meer dan de helft van de gevallen aan het hoofd. Een helm vermindert de kans op een ernstig hoofdletsel met 60%. Vias is daarom voorstander van een verplichting van de fietshelm voor kinderen tot 14 jaar. In 12 Europese landen bestaat al een verplichte helmdracht voor kinderen tot een bepaalde leeftijdsgrens.
Kinderen ervaren foutief gedrag van andere weggebruikers, inclusief hun ouders
Kinderen identificeren drie gedragingen als potentieel gevaarlijk in termen van verkeersonveiligheid en ongevallen: snelheid, alcohol achter het stuur en afleiding achter het stuur zowel als voetganger en fietser.
‘Ze rijden te snel aan de school’
Wanneer er over verkeersveiligheid wordt gesproken, zien kinderen snelheid als een factor die bijdraagt aan een onveiligheidsgevoel en potentiële ongevallen. Dit onveiligheidsgevoel ervaren ze vooral te voet of op de fiets. Kinderen zijn ook relatief kritisch ten opzichte van hun ouders: “Ik ben bijna 100% zeker dat al onze ouders hier aan de school al een keer rapper hebben gereden. “
‘Maar mijn papa drinkt bier na bier na bier na bier.’
Unaniem wordt alcohol achter het stuur gezien en beschreven als gevaarlijk gedrag dat leidt tot ongevallen, soms zeer ernstige, omdat bestuurders onder invloed “raar”, “scheef” of als “zotten” rijden. Bovendien observeren kinderen, wanneer ze getuige zijn van ouders of volwassenen onder invloed, dat hun gedrag verandert. Dit risicogedrag werd aan den lijve ondervonden door kinderen die hun ouders of familieleden vergezelden bijvoorbeeld tijdens uitstapjes. Het is opmerkelijk dat een tolerantie van alcoholgebruik vaker door jongens dan door meisjes werd uitgedrukt tijdens de gesprekken. Wanneer ze vertellen over familie-ervaringen met drinken en rijden, worden vaders vaker genoemd als personen die dit gedrag vertonen.
‘Soms belt ze en soms schrijft ze berichtjes achter het stuur’.
Het gebruik van de telefoon kwam naar voren als de belangrijkste bron van afleiding voor automobilisten, inclusief bij hun ouders. Wanneer een automobilist tijdens het rijden op zijn telefoon zit, respecteert hij de regels niet, stopt hij niet op tijd, ziet hij de kinderen die willen oversteken niet, rijdt hij midden op de weg… Dit gedrag wordt vaak gemeld door de kinderen, waarbij ouders vaak de eersten zijn die het vertonen.
Naast afleiding achter het stuur zijn de kinderen zich ook goed bewust van het belang om niet afgeleid te zijn en aandachtig te zijn voor het verkeer als voetgangers of fietsers, waarbij afleiding wordt geïdentificeerd als het gebruik van de telefoon en/of het luisteren naar muziek met oortjes. De risico’s verbonden aan dit gedrag zijn het niet “horen aankomen van gevaar” of “niet zien wat er om hen heen gebeurt”.
5 gouden tips van Vias Institute bij de start van het schooljaar
- Ouders, maar ook alle andere volwassenen, spelen een sleutelrol in hoe kinderen verkeersveiligheid ervaren. Geef dus zelf als volwassene altijd het goede voorbeeld door de verkeersregels altijd en overal te respecteren.
- Zorg dat je kind op tijd naar school vertrekt, zodat haast niet nodig is.
- Oefen de weg naar school al een keer en wijs je kind op mogelijke gevaarlijke situaties zoals opritten en voorrangsituaties.
- Kies niet uit gemakzucht of comfort voor de wagen, maar betrek je kind in de keuze van het vervoersmiddel om naar school te gaan. Fietsen of te voet gaan, vinden ze vaak leuker en geeft hen ook de kans om te leren interageren met andere weggebruikers.
- Spreek met je kind over verkeersveiligheid en wat je van hem of haar verwacht.