Als op een weg de gemiddelde snelheid stijgt, is er een grotere kans op ongevallen met bovendien een grotere kans op een ernstige afloop. Dat geldt in zijn algemeenheid, maar in grotere mate als het gaat om een botsing tussen gemotoriseerde voertuigen en onbeschermde verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en (brom)fietsers. Dit staat in de geactualiseerde SWOV-Factsheet Snelheid en snelheidsmanagement.
Verder hangen grotere snelheidsverschillen tussen voertuigen op eenzelfde tijd en plaats samen met een hoger ongevalsrisico. Snelheidsmanagement of snelheidsbeheersing bestaat uit een aantal stappen, met als eerste het bepalen van een veilige limiet. Welke limiet veilig is, hangt af van de functie van de weg, de samenstelling van het verkeer en de inrichting van de weg. Deze limiet moet geloofwaardig (logisch) en altijd en overal duidelijk zijn. Hij kan ondersteund worden met fysieke snelheidsremmers zoals drempels, en met verkeershandhaving. Fysieke snelheidsremmers hebben een aanzienlijk effect op de rijsnelheid ter hoogte van de maatregel. Intelligente snelheidsassistentie (ISA) heeft een groot effect op de rijsnelheid en dus op de verkeersveiligheid, waarbij het effect van een dwingende ISA (waarbij het voertuig niet harder kan dan de limiet) groter is dan dat van een waarschuwende ISA.
(Bron: SWOV)