Stormen horen in Nederland bij de normale verschijnselen van ons klimaat. De zwaarste stormen komen meestal in de herfst en winter voor, maar ook midden in de zomer kan het raak zijn. Op de weg en op het water kan dat voor hinder zorgen. Om die hinder zoveel mogelijk te beperken start Rijkswaterstaat al vroeg met de voorbereidingen.

Wat we doen? Pieter van der Veen (senior-adviseur en een van de voorzitters van het Landelijk Advies- en Coördinatieteam Wegverkeer) en Harold van Waveren (voorzitter van de Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging) vertellen er meer over.

Wanneer spreken jullie van een storm?
Van der Veen: “Natuurlijk heb je de terminologie van het KNMI, wat voor ons altijd een eerste indicatie is. Wij bepalen onze strategie aan de hand van de zwaarte van de windstoten die er kunnen optreden. Als er windstoten tussen de 90 en 100 km/h aankomen, dan gaan wij nadenken over vervolgstappen. Er kan natuurlijk een heleboel gebeuren bij dat soort windsnelheden. Takken kunnen uit bomen waaien, bomen kunnen omvallen, vrachtwagens die van de weg raken, daar moet je als weggebruiker dan rekening mee houden.”

Op het water is windkracht én windrichting vooral leidend, geeft Van Waveren aan. “Windkracht 9 en 10 duidt het KNMI respectievelijk aan als een ‘storm’ en ‘zware storm’, bij windkracht 11 krijgt een storm de benaming ‘zeer zwaar’. Maar dat is niet het belangrijkste. Het is vooral de windrichting die voor ons belangrijk is. Die bepaalt ook hoe hoog de waterstanden worden. We hebben bijvoorbeeld vooral last van een zware noordwestenwind, die staat dan namelijk loodrecht op de kust. De trechtervorm van de Noordzee speelt daarin een rol. Uit noordelijke richting verzamelt water zich door de wind in het veel smallere zuidelijke deel van de Noordzee, bij de Belgische en Nederlandse kust. Water gaat daar dan opstuwen, waardoor de waterstand extra hoog wordt. En dan is er nog een extra element, springtij. Als een storm samenvalt met springtij dan staat het water ook hoger. Het springtij ontstaat onder invloed van de maanstand. Vooral bij volle maan en nieuwe maan is dat merkbaar.”

Hoe wordt het Landelijk Advies- en Coördinatieteam Wegverkeer op de hoogte gebracht van een naderende storm?
Van der Veen: “We ontvangen natuurlijk de weerberichten van het KNMI. Vervolgens gaan er belletjes over en weer met de vraag wanneer de storm eraan komt en in welke mate. Bij een verwachte code oranje en/of rood komen verschillende instanties bij elkaar om de situatie en de mogelijke impact ervan op de gemeenschap te bespreken.”

Hoe bereidt de Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging zich voor op een naderende storm?
Van Waveren: “het begint bij het Water Managementcentrum Nederland, dat is het hart van alles wat met water te maken heeft. Het KNMI is bijvoorbeeld een onderdeel hiervan. Het WMCN houdt alles in de gaten als het bijvoorbeeld op hoogwater aankomt. Wij zorgen voor het actueel waterbeeld en de waterstandsverwachtingen. Die laten zien hoe hoog het water komt en welke maatregelen daarbij passen. Op basis van de weersverwachtingen van het KNMI kijken we minimaal een week vooruit. Komt er een storm aan? Wat zijn de gevolgen? Hoe hoog komt het water te staan? Als er risico is op extreem hoogwater, dan begint de informatievoorziening op gang te komen. We geven niet alleen advies aan Rijkswaterstaat, maar ook aan waterschappen. Rijkswaterstaat gaat over grotere kunstwerken als stormvloedkeringen, maar waterschappen beheren de kleinere constructies die misschien ook dicht moeten. Op basis van onze informatie kan ook bepaald worden of buitendijkse gebieden onderlopen (gebieden die geen bescherming hebben van dijken). Het kan zijn dat de grondeigenaren en andere gebruikers daar maatregelen moeten nemen tegen het komende hoogwater, bijvoorbeeld het weghalen van vee door boeren.”

Welke voorbereidingen treft het Landelijk Advies- en Coördinatieteam Wegverkeer bij een naderende storm?
Van der Veen: “We berichten onder andere regionale diensten van Rijkswaterstaat om ze voor te bereiden op wat eraan komt. Daarbij gaan we na of er geen zaken op de weg staan die weg kunnen waaien of andere problemen kunnen veroorzaken. Zo hebben we landelijk een aantal plekken waar het risico op problemen het grootst is. Denk daarbij aan de Moerdijkbrug, de Haringvlietbrug en de Van Brienenoordbrug. Bij zulk soort bruggen zetten we bijvoorbeeld standaard zware bergers stand-by. Mocht er dan een vrachtwagen omwaaien of iets anders gebeuren, dan kunnen we zo snel mogelijk de weg weer vrijmaken. Natuurlijk communiceren we ook naar de weggebruiker over de situatie. Dat kan zijn dat we adviseren om niet met een caravan, lege aanhanger of vrachtwagen de weg op te gaan. We zetten dan alle communicatiemiddelen in om het publiek erover te informeren.”

(Bron: Rijkswaterstaat)