Veel politici, gemeenten en verkeersveiligheidsorganisaties pleiten voor een verlaging van de algemene maximumsnelheid binnen de bebouwde kom van 50 naar 30 km/uur. In oktober 2020 nam de Tweede Kamer een motie aan om 30 km/uur als nieuwe standaard in te voeren. De steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht vroegen het kabinet en de Tweede Kamer eind 2021 om de regelgeving zo snel mogelijk aan te passen. Dat is nog niet gebeurd, omdat de aanpassing vrij complex is.

Al sinds de jaren 50 is de algemene maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50 km/uur, tenzij anders aangegeven. Vaak is zo’n snelheid en weginrichting ook goed te onderbouwen, bijvoorbeeld in het geval van een goede doorgang voor de brandweer. Wel moet hier, in lijn met de CROW-richtlijnen, worden gezorgd voor een scheiding van kwetsbare verkeersdeelnemers en gemotoriseerd verkeer. Voor gebieden waar voetgangers en fietsers en het gemotoriseerde verkeer mengen, bijvoorbeeld een woonerf, is vaak een 30 km-zone ingesteld. 

Voorschriften 30 km-zone
De 30 km-zone bestaat sinds 1984 en is één van de uitzonderingen op de maximumsnelheid van 50 km/uur. Er zijn allerlei voorschriften voor de weginrichting van een 30km/uur-gebied. De wegbeheerder moet allereerst aantonen dat de lagere snelheid gewenst is. Vervolgens moet de weginrichting daarop worden aangepast. Denk aan het aanbrengen van verkeersdrempels en wegversmallingen. Deze voorschriften maken het doorvoeren van een lagere snelheid kostbaar en lastig.

Effecten snelheidsverlaging
De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) schat dat met een snelheidsverlaging voor de helft van de 50km/uur-straten maar liefst 22-31% van het aantal verkeersdoden en -gewonden kan worden voorkomen. In de steden Oslo en Helsinki is deze regel al ingevoerd en waren er in 2019 voor het eerst geen dodelijke ongevallen met fietsers en voetgangers.

(Bron: Veilig Verkeer Nederland)