Naar aanleiding van het onderzoek naar Langlopende letselschadezaken van de Universiteit Utrecht zijn eind vorig jaar in de Tweede Kamer diverse verbetermogelijkheden besproken. Eén daarvan is de directe verzekering – onlangs ingevoerd voor materiële autoschades – waarmee een slachtoffer zijn of haar letselschade bij de eigen verzekeraar claimt. Nadat in januari een ronde-tafelgesprek plaatsvond met de betrokken branchepartijen, schrijft demissionair minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) in een brief aan de Tweede Kamer dat “het niet in de rede ligt over te gaan op een stelsel van verplichte directe verzekeringen”.

Tijdens een debat op 28 oktober vorig jaar diende toenmalig CDA-kamerlid Madeleine Van Toorenburg een motie in over een stelsel van verplichte directe verzekeringen, de zogeheten ‘first party-verzekering’. Het slachtoffer heeft in dat systeem niet te maken met de verzekeraar van de aansprakelijke persoon, zoals in het huidige stelsel, maar alleen met zijn eigen verzekeraar. Het kabinet wordt in de motie, die met een meerderheid van stemmen werd aangenomen, verzocht met onder andere het Verbond van Verzekeraars en De Letselschade Raad in overleg te gaan om te bezien wat de voor- en nadelen zijn om zo’n stelsel in te voeren.

Ronde-tafelgesprek directe verzekering
Ter uitvoering van deze motie heeft op 25 januari 2021 een rondetafelgesprek plaatsgevonden. Hieraan namen vertegenwoordigers van de bij De Letselschade Raad aangesloten organisaties deel, namelijk het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland, de ANWB, het NIVRE, het NIS, de NLE, de LSA, het GAV en en de NVvA. Vanuit de wetenschap deden prof. mr. W.H van Boom (Universiteit Leiden) en mr. dr. R. Rijnhout (Universiteit Utrecht) mee aan het rondetafelgesprek.

Voordelen
In een brief van 26 juni jl. aan de Tweede Kamer doet minister Dekker verslag van het gesprek en somt de voor- en nadelen op van een stelsel van verplichte directe verzekeringen. Als mogelijk voordeel wordt genoemd dat het slachtoffer niet afhankelijk is van de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeluk, maar te maken heeft met zijn eigen vertrouwde verzekeraar. “Dit zou kunnen leiden tot minder ‘toernooi’ tussen slachtoffer en verzekeraar. Het zou echter ook kunnen dat het ‘toernooi’ niet zozeer zou verminderen, maar zich enkel zou verplaatsen naar de verhouding tussen het slachtoffer en de eigen verzekeraar.” Een ander voordeel dat wordt genoemd is dat de directe verzekering een stimulans zou zijn voor verzekeraars om hun eigen klanten – in dit geval slachtoffers met letselschade – zo goed mogelijk van dienst te zijn.

Nadelen
De minister gaat ook in op de nadelen van een stelsel van verplichte directe verzekeringen. Zo zijn er ook nu al directe verzekeringen die dekking bieden voor letselschade, bijvoorbeeld de inzittendenverzekeringen. “De ervaring leert dat die verzekeringen niet leiden tot een snellere, harmonieuzere of rechtvaardiger afhandeling van die schade. Verschillende deelnemers aan het rondetafelgesprek brachten naar voren dat het huidige recht over de verplichting tot schadevergoeding die op de (verzekeraar van de) veroorzaker rust, leidend zou moeten blijven. Dit is onder meer nodig om te voorkomen dat, in geval van verplichte directe verzekering, bepaalde schade in de polisvoorwaarden van dekking wordt uitgesloten. Als ervan uitgegaan wordt dat het huidige recht over de verplichting tot schadevergoeding leidend blijft, dan betekent dat dat juridische vragen die nu tijd vergen, zoals de vraag of er voldoende causaal verband bestaat tussen het ongeval en de schade, ook aan de orde zijn in een stelsel van verplichte directe verzekering.”

Conclusie
De minister concludeert in zijn brief aan de Tweede Kamer dat de invoering van directe verzekeringen niet voor de hand ligt. “Alles afwegende heeft deze rondetafel geleid tot de conclusie dat het niet in de rede ligt over te gaan tot een stelsel van verplichte directe verzekering.”

Alternatieve verbetermogelijkheden
In plaats van de invoering van een stelsel van directe verzekeringen benoemt de minister diverse alternatieve verbetermogelijkheden die zijn uitgevoerd of nog kunnen worden uitgevoerd in de letselschadebranche. Hij noemt onder meer de Kamer voor Langlopende Letselschadezaken (Kamer LLZ), met als doel om bestaande langlopende zaken vlot te trekken en een gesubsidieerde pilot om mediation en herstelbemiddeling vaker aan te bieden en te faciliteren. Ook zal het Nationaal Keurmerk Letselschade moeten leiden tot een betere letselschaderegeling, aldus de minister.