Er is toestemming van de patiënt vereist voor de verstrekking van medische gegevens bij de buitengerechtelijke afhandeling van medische aansprakelijkheidsclaims. Dat is de essentie van het advies van advocaat-generaal (AG) Hartlief aan de Hoge Raad dat vandaag is gepubliceerd. Het advies heeft betrekking op een zaak waarin de rechtbank Rotterdam prejudiciële vragen heeft gesteld over de omgang met medische gegevens bij de afhandeling van claims tegen een ziekenhuis wegens een medische fout.
De zaak
In deze zaak heeft een patiënte een ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Zij meent dat bij de behandeling die zij heeft ondergaan een fout is gemaakt. Het ziekenhuis heeft de patiënte gevraagd om een zogenoemde ‘medische machtiging’ in te vullen, waarmee het de behandelaars in het ziekenhuis wordt toegestaan om medische informatie te delen met, onder meer, een jurist. Volgens het ziekenhuis is dat nodig om de claim te beoordelen en een standpunt te bepalen. De belangrijkste discussiepunten in deze zaak zijn de volgende. Zou zo’n jurist medische gegevens van de patiënt moeten kunnen raadplegen, is daarvoor (altijd) toestemming van de patiënt nodig en maakt het uit of de patiënt bezwaren heeft? En als die toestemming ontbreekt en de patiënt bezwaar maakt tegen het raadplegen van de medische gegevens door de jurist, kan de patiënt dan toch verwachten dat het ziekenhuis een inhoudelijk standpunt inneemt over de claim van de patiënt?
De rechtbank Rotterdam, waar de zaak in behandeling is, heeft daarover bij een tussenuitspraak prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een vraag van de rechtbank of het hof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die rechtsvraag niet eerder heeft geoordeeld. Voorwaarden zijn onder andere dat het antwoord van de Hoge Raad nodig is voor het nemen van een beslissing in die zaak. Bovendien moet met de vraag een zaaksoverstijgend belang gemoeid zijn.
Medische gegevens bij de afhandeling van een claim wegens een medische fout
Claims tegen een ziekenhuis wegens een medische fout worden meestal afgehandeld zonder betrokkenheid van een rechter (‘buitengerechtelijk’). Vaak wordt de afhandeling van zo’n claim uit handen gegeven aan de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis (de verzekeraar). Om te beoordelen of het ziekenhuis aansprakelijk is, moeten medische gegevens van de patiënt worden beoordeeld. Doorgaans vraagt het ziekenhuis of de verzekeraar aan de patiënt om een zogenaamde ‘medische machtiging’ te ondertekenen die het ziekenhuis of de verzekeraar heeft opgesteld. Daarmee geeft de patiënt toestemming aan de behandelaars om medische gegevens te verstrekken aan personen die betrokken zijn bij de beoordeling van de claim. Die personen zijn meestal de ‘medisch adviseur’ van de verzekeraar, maar ook een schadebehandelaar, die vaak jurist is.
Medische gegevens vallen onder het beroepsgeheim van de arts en andere betrokken behandelaars. Dit beroepsgeheim wordt ook beschermd door art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bovendien stelt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) regels die betrekking hebben op het delen van medische gegevens.
De prejudiciële vragen en het advies van AG Hartlief
In deze zaak heeft AG Hartlief in aanloop naar het uitbrengen van zijn advies gevraagd om informatie van derden die in de praktijk zijn betrokken bij de problematiek. Verschillende (leden van) organisaties hebben gereageerd. Ook is via de website van de Hoge Raad gevraagd om informatie. Daarop zijn in totaal 30 reacties binnengekomen van voornamelijk advocaten en andere belangenbehartigers, juristen van verzekeraars en juristen van ziekenhuizen. Het advies van de AG aan de Hoge Raad is mede op basis van de ingewonnen informatie tot stand gekomen. Het advies houdt kort gezegd het volgende in.
In deze prejudiciële procedure gaat het zoals gezegd in de kern om twee vragen.
In de eerste plaats gaat het om de vraag of medische gegevens zonder toestemming en zelfs ondanks bezwaren van de patiënt mogen worden gedeeld met een jurist, zoals de schadebehandelaar van de verzekeraar.
AG Hartlief adviseert de Hoge Raad om deze vraag met ‘nee’ te beantwoorden. Volgens hem is het niet noodzakelijk om een uitzondering te maken op het medisch beroepsgeheim bij de buitengerechtelijke afhandeling van een claim. Het ziekenhuis en de verzekeraar kunnen er namelijk voor kiezen om de claim niet te behandelen zolang toestemming van de patiënt voor het delen van medische gegevens ontbreekt, zeker als de patiënt bezwaren heeft. Ook laat de AVG volgens de AG in een geval als dit geen ruimte voor verwerking van medische gegevens zonder expliciete toestemming van de patiënt. De AG meent dan ook dat een ‘medische machtiging’ nodig is.
In de tweede plaats gaat het om de vraag of een ziekenhuis ook een inhoudelijk standpunt moet innemen over de claim als de patiënt geen toestemming geeft voor het delen van medische gegevens met een jurist.
AG Hartlief adviseert de Hoge Raad om ook deze vraag in beginsel met ‘nee’ te beantwoorden. Uitgangspunt is dat het ziekenhuis een inhoudelijk standpunt moet innemen over een claim. Dat kan echter niet worden verlangd als de patiënt niet toestaat dat een jurist kennis neemt van relevante medische gegevens. Als de patiënt weigert een ‘medische machtiging’ te ondertekenen, hoeft het ziekenhuis geen inhoudelijk standpunt in te nemen.
Volgens de AG maakt het wel uit wat er precies in de medische machtiging staat die aan de patiënt wordt voorgelegd: welke gegevens mogen worden verstrekt en aan wie? Als de medische machtiging te ruim is geformuleerd en de patiënt wil deze niet ondertekenen, dan kan het ziekenhuis niet ontkomen aan de verplichting om een inhoudelijk standpunt in te nemen. De weigering van de patiënt is dan terecht. Het ziekenhuis of de verzekeraar zal dan moeten zorgen voor een betere formulering van de machtiging. In de conclusie noemt AG Hartlief een aantal criteria voor een ‘adequate’ medische machtiging. Hij benadrukt dat dit niet betekent dat medische machtigingen altijd aan deze criteria moeten voldoen. De criteria zijn bedoeld als hulpmiddel voor het geval waarin de patiënt de medische machtiging te ruim geformuleerd vindt.
Uitspraak Hoge Raad
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Publicatie op rechtspraak.nl: ECLI:NL:PHR:2023:574