Een jonge man kreeg de diagnose genderdysforie, maar vindt achteraf dat er voor zijn andere problemen te weinig oog was bij de behandelaren van de genderkliniek. Hij stelt het Amsterdam UMC, waar de genderkliniek van het VU Medisch Centrum onder valt, daarom nu aansprakelijk, omdat hij vindt dat er geen goede diagnose is gesteld. En hij is niet de enige: zijn advocaat behandelt tien zaken rondom transgenderzorg, waarvan er twee gaan over het stellen van een verkeerde diagnose.
De afgelopen jaren ging de inmiddels 25 jarige man in transitie van man naar vrouw en werd behandeld met vrouwelijke hormonen. Hij onderging daarnaast meerdere cosmetische ingrepen. Maar door het leven gaan als vrouw bracht hem niet meer zelfvertrouwen, zelfwaardering of geluk. Sterker nog: het maakte zijn depressieve klachten eerder erger. Zo ontstond twijfel of genderdysforie wel zijn meest wezenlijke probleem was.
De diagnose genderdysofie werd gesteld bij het genderteam van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Na een verhuizing kotm hij terecht bij de genderkliniek van het VU Medisch Centrum (VUmc). “De bedoeling was dat de diagnostiek daar opnieuw zou plaatsvinden, maar ik heb niet echt het idee dat dat is gebeurd”, blikt hij terug. “Eigenlijk vanaf het begin al toen ik bij het VU rondliep, was het van: ‘Oh, jij bent transgender, punt.'” Of genderdysforie wel zijn belangrijkste probleem is, wordt volgens hem niet meer onderzocht tijdens de behandeling. “Van meet af aan is het proces in Amsterdam gericht op het voldoen aan de voorwaarden voor transitie.”
De man erkent dat hij de transitie zelf wilde en daar ook duidelijk over was tegen zijn behandelaars. En volgens de Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) mag iemand vanaf 16 jaar zelf beslissen om een behandeling wel of niet te ondergaan. Maar volgens hem doet dat niet af aan het feit dat de psychologen in het genderteam tegengas hadden kunnen geven.
Op zijn 22ste komt de man tot de conclusie dat zijn transitie naar vrouw niet de oplossing is. Hij besluit te stoppen met het gebruik van vrouwelijke hormonen en zegt ‘nee’ als hij later door het ziekenhuis wordt opgeroepen voor de geslachtsbevestigende operatie. “Het had niet veel gescheeld of ik had de geslachtsoperatie gehad. Als ik daarover nadenk, kan ik daar heel naar van worden. Ik ben echt door het oog van de naald gekropen, heb ik het idee.”
In de richtlijn Kwaliteitsstandaard Medische Transgenderzorg is afgesproken dat de diagnostiek van genderdysforie bij kinderen en jongeren moet worden uitgevoerd door een psycholoog, psychiater of orthopedagoog. Er staat ook dat tieners en jongvolwassenen alleen in aanmerking komen voor een genderbevestigende hormoonbehandeling als ‘nevenproblemen op psychologisch, medisch of sociaal vlak (…) voldoende onder controle zijn, zodat de situatie en het functioneren van de adolescent stabiel genoeg zijn om met behandeling met cross-sex hormonen te starten en te overzien’.
De man betwijfelt of dat laatste bij hem het geval is geweest. Bovendien laat zijn ervaring volgens hem zien dat de behandelaars er vaak van uitgaan dat de (mentale) problemen van patiënten veroorzaakt worden door het feit dat iemand zich niet identificeert met zijn of haar geslacht en door de reactie van de omgeving hierop. Hij vindt dat er fouten zijn gemaakt. “Als zij voorzichtiger waren geweest, en mij niet alleen maar hadden aangemoedigd en bevestigd, dan was ik zelf ook veel kritischer geweest en had ik het misschien wel nooit gedaan.” Samen met een lotgenoot – die in transitie ging van meisje naar jongen, maar ook weer terugging – stelt hij het ziekenhuis aansprakelijk voor het stellen van een verkeerde diagnose.